Historische Vereniging Koog-Zaandijk

De voorpost

Vader was socialist en zo kwamen er nogal eens meer of minder bekende personen bij ons aan huis. Jan Duys en Dirk Donia van de ‘Voorpost’ een destijds op zaterdag verschijnend socialistìsch-democratisch weekblad voor de Zaanstreek. Onderwijzer Hartman te Zaandijk verzorgde de opmaak en oom Jacob Bakker colpolteerde met dit blad. Men kon hem zaterdagsavonds altijd vinden met een stapel “Voorposten’ op de hoek van het Guispad en hij verkocht er heel wat.

Bij de oprichting van de Nederlandse vereniging van Fabrieksarbeiders, was vader redacteur van de Olieslager, orgaan van de Zaanse vereniging van olieslagers. Het lidmaatschap bedroeg een dubbeltje per week. Deze vereniging ging onder leiding van Klaas de Vries en Jaap Teer, die olieslager op de ‘Poel’ was, over naar de modernen. Op 1 januari 1906 was de moderne vakbeweging, het NVV in werking getreden. Dit was tot grote ergernis ven de vele aan de Zaan wonende leden van de revolutìonaire Vakbeweging; het Nationaal Arbeiders Secretariaat, die in deze streek nog al wat aanhang had onder de ‘vrijen’. In die tijd waren er nogal wat anarchisten, die tegen machtsvorming waren, dus ook tegen vakorganisatie, hoewel het vele ‘vrijen’ zelf niet erg duidelijk was tot welke ‘revolutionaire’ groep ze behoorden.

Flinke aanpak
Het NVV pakte de zaak flink aan, er was dan ook genoeg werk een de winkel. Lage lonen, geen enkele rechtspositie, een of twee vrije dagen per jaar. De Fabrieksarbeidersbond was nog te klein om een bezoldigde bestuurder aan te stellen. Roel Stenhuis was de door het NVV bezoldigde bestuurder en hij kwam naar de Zaan om de Fabrieksarbeidersbond op poten te zetten. Zijn kantoor was in een zijkamertje van ons huis, gevestigd. En ik wees hem eens de weg naar het postkantoor en toen gaf hij me een dubbeltje. Allemachtig, een dubbeltje. Dan zie ik in gedachten de vriendelijke, eerbiedwaardige dominee Smits bij ons in de kamer zitten, in jacquet en gestreepte broek met de hoge zijden hoed op zijn knie. Alle dominees liepen zo op straat. Toen ik dominee Wethmar eens tegen kwam op de fiets, in colbertje en blootshoofds, dacht ik: ‘Er is wel het één en ander veranderd. De in Wormerveer eertijds zo bekende dominee Britsel was wat stemmiger, maar zal langs de straat ook veel groeten gewisseld hebben. Iedereen kende hem.

Politie
Zijlstra was de plaatselijke agent. Menigmaal liep hij door het dorp, vergezeld van een grote gele hond. Ik weet niet, waarvoor we meer respect hadden, voor de hond of voor de agent. Eens stond ik bij ‘hoog water’ bij een boompje, toen plotseling Zijlstra achter me stond. Zeg jochie, dat mag toch niet. Heb je een zakdoek bij je, vooruit veeg af en laat ik het niet weer zien.

Bij ‘binnenlandse’ veldslagen van de zuiders tegen de noorders was de politie er als de kippen bij. Enkele vechtersbazen gooiden dan hun stok weg om de benen te nemen. Koster was de rijksveldwachter en die had wel wat anders aan zijn hoofd. Ik herinner me niet dat wij met hem in conflict geweest zijn. Dan had je nog vier nachtwachters, nl. Cees en Teun Molenaar, Ab Ratelband en Andries Fontein. Er was een wachthuisje te noorden de Ezelspadbrug.

In de Eerste Wereldoorlog liepen we eens met een aantal jongens vanuit de ‘Waakzaamheid’ naar Wormerveer. Wegens de gasbesparing brandde tussen het eerste en laatste kwartier van ‘Luna’ geen lantaarn. Het was erg donker, maar toch geloof ik niet, dat wij liepen te zingen omdat we bang waren. Bij de meelmolen hoorden we ineens de stem van een nachtwacht. ‘Manne, ît is over tiene, gient nachtremoer hè. Maar een paar zeiden lachend, kerel, waar bemoei je je mee. De Wacht vond het toen maar geraden om door te lopen, kon in het donker toch geen proces-verbaal opmaken. Op een andere keer liepen we langs het hokkie. We hoorden ze praten met elkaar. ‘Zelle we ze ders an ’t schrikke make’, zei er één. We gooiden een steen tegen het hok en de klap was zo hard, dat ze daarbinnen de deur wel gegrendeld zullen hebben.

Ja, gemoedelijker was het wel in die dagen.