Historische Vereniging Koog-Zaandijk

Zeisen

Waar in Zaandijk nu de Plataanweg is, waren in het begin van de jaren vijftig twee voetbalveldjes. Eén ten noorden van de Tuinsloot en één ten zuiden. Het waren zanderige terreintjes met wat sintels en wat gras, maar met heuse doelen. De jeugd mocht er te allen tijde vrij voetballen, in tegenstelling tot de openbare weg, waar je door grimmige politieagenten onder bedreiging van opsluiting op het politiebureau werd weggejaagd.
Tja, die dienders van toen hadden weinig omhanden zeker, behalve voetballende jochies het leven zuur maken. Kaik oit, een juut, wegweze… O nee ’t is een post. Of: nee die is oit Worremeveer, die hep hier niks te vertelle… Dat was toen nog zo, iedere gemeente zijn eigen politiekorps.
Wie die doelen had bekostigd en geplaatst, weet ik niet. Misschien wel een paar ijverige bouwvakkers, op hun vrije zaterdagmiddag?
Toen, omstreeks 1957, werden daar de eerste koopflats gebouwd, de veldjes verdwenen, niets kwam ervoor in de plaats. Slechts de straat restte, met voornoemde gevaren van dien.
Die flats kostten vanaf zeventienduizend gulden, ik zie het nog staan op zo’n reclamebord van planken. Vrije vestiging. Die gebouwen staan er nog, een beetje miserabele woninkjes zijn het, maar ze kosten nu vast wel het twintigvoudige. Ik zie ze nog af en toe, vanuit de trein naar Alkmaar.
De veldjes waren ten westen van de Eikenlaan en de Lijsterbeslaan, en tussen de veldjes en de Provincialeweg was ook nog een soort weg die wij de zandweg noemden.
Die was kennelijk niet verhard, nomen est omen, maar er lagen wel van die roestige ijzeren platen die luid klepperden als er een auto overheen reed.
Niet het gehele gebied werd door die voetbalveldjes ingenomen. Er waren ook een paar stukjes woeste grond, waar elzenbosjes groeiden waarin je een geheime schuilhut kon bouwen en op sommige plekken groeide wild hoog gras.
Op een keer kwam er een groep vreemde mensen met rare oude auto’s of misschien zelfs wel met paarden en woonwagens, dat zou ook kunnen. Er waren exotisch uitziende mannen met hangsnorren en oorringen bij, zigeuners, koerden? Ze liepen met zeisen en harken en ze hadden vanaf de Provincialeweg zeker dat wilde gras gezien en dat gingen ze maaien. Ja, er moeten toch paarden bij geweest zijn. Ze zijn er wel meer dan eens geweest denk ik want ik herinner me dat ik hardop tegen mezelf zei: kijk, de grasmaaiers. Waarom lieten zij de paarden niet gewoon grazen?
Ik was nogal gefascineerd door die lieden die er zo geheimzinnig en wonderlijk uitzagen. Dat het hier waarschijnlijk om doodarme nomadische stumperds ging, ja, dat komt niet bij je op, je bent een kind. Ik had een klein schepje in mijn hand, een stokje met een rood metalen blad eraan, en ineens wilde ik wel eens weten hoe zo’n zeis klonk. Ik liep naar het groepje toe, haalde ze in en bij het passeren liet ik mijn schopje even het metaal van een zeisblad aanraken. Het klonk mooi en helder.
De eigenaar, een oudere, woest uitziende kerel met een grote bos zwart haar met grijze lokken en een ring in zijn oor, stootte ineens een geweldige schreeuw van woede over mij uit, gevolgd door een serie onverstaanbare verwensingen. Ik zette het snel op een lopen, want dat werd toch wel een beetje link.
Waar ik de euvele moed vandaan haalde om zoiets gedurfds, onzinnigs en waarschijnlijk gevaarlijks uit te halen, godzalhetweten, kinderlijke overmoed…..?
Ik heb ze daarna nooit meer gezien.
Nee, daar maar niet, zullen ze hebben gezegd, daar loopt dat rotjochie rond dat onze zeisen probeert te vernielen…..

163.000 kk