Historische Vereniging Koog-Zaandijk

Bedrijvigheid in Zaandijk

Hoe nijver was dat ‘goede, oude Zaandijk’ toch wel, zo in de jaren 1914-1918, tijdens de eerste Wereldoorlog dus? Wat ik mij daarvan herinner, zal ik proberen van noord naar zuid op papier te zetten. Nu ik daarmee bezig ben, proef ik toch ook weer de typisch dorpse sfeer, geconstateerd vanuit mijn kindervisie. Natuurlijk was alles zo heel anders dan nu.

Neem alleen al het verkeer, waar onze kinderen en kleinkinderen mee opgroeien. Dat bestond eenvoudig niet. Het zware vervoer, over de weg zoals wij dit nu kennen, ging over het water. Het aantal beurtschippers dat dagelijks naar Amsterdam voer was legio, maar ook kwamen de beurtdiensten vrijwel uit het hele land naar de Zaanstreek. ‘Stanfries’ uit Leeuwarden, ‘Concordia’ uit Arnhem, ‘Broedertrouw’ uit Gouda en nog heel veel andere expeditiebedrijven, met grotere en kleinere stoom- en motorschepen, bevoeren wekelijks de Zaan. De slogan ‘De Zaanstreek, provisiekast van Nederland’, die in de zestiger jaren de aandacht op onze streek moest vestigen maar nu gelukkig is verdwenen, zou in de periode die ik nu beschrijf zeker niet hebben misstaan. Kleinere en grotere bedrijven en ook veel neringdoenden op ons dorp, droegen daaraan bij.

Nu ik al deze affaires aan mijn geestesoog voorbij laat gaan, dan waren het er nogal wat en vol variatie. Laat ik beginnen met de zakkenprikkerij van, als ik het wel heb, Bakker. Gevestigd in een houten pand tegenover het Badhuis. Later kocht de ZB&ZI dit perceel als woning voor badmeester Spreeuw en als fietsenstalling. Het was logisch dat de meeste bedrijvigheid van handel en industrie, op een enkele uitzondering na, langs de Zaan was gevestigd met het oog op aan- en afvoer van grondstoffen en geproduceerde artikelen.

Molenaar Roos, die met ‘De Koperslager’ maalde, was de eerste ‘industrieel’ op het Dijkje. Ver weg, in het Westzijderveld, stond de houtzaagmolen ‘Het Herderskind’ van houthandel Donker. Aan het begin van het Herderskindpad was de boerderij van Jacob Slooten gelegen.

Even voorbij ‘De Koperslager’ was het grote pakhuis ‘Vereeniging’ in gebruik bij Zaans Veem, met soms wonderlijke inhoud, getuige het volgende. Tijdens een hevige storm strandde bij Terschelling, op weg naar Hamburg, het Amerikaanse schip ‘Liberty Glow’ met o.a. aan boord een groot aantal vaten, vermoedelijk Californische, wijn. Er kon veel van de lading worden geborgen, zo ook de vaten wijn en deze kwamen uiteindelijk in Zaandijk terecht om opgeslagen te worden in pakhuis ‘Vereeniging’. Voor de sjouwersploeg die deze vaten moest lossen en in het pakhuis opslaan was de verleiding om van de inhoud te proeven blijkbaar erg groot. Met een boor werden er kleine gaatjes in de eikenhouten vaten geboord en van elk vat werd geproefd, met als gevolg dat, na beëindiging van de dagtaak, degenen die op de fiets waren gekomen slingerend, met de fiets aan de hand, huiswaarts gingen. Terwijl de wandelaars gearmd op moeder-de-vrouw af zwaaiden. Tot grote hilariteit van de dorpsbewoners.

In de onttakelde molen ‘Het Vette Schaap’ begon in die jaren Hendrik Kan een bedrijf in speciaal pluimveevoerder, dat een grote vlucht nam mede door de ontwikkeling van de grote pluimveebedrijven, speciaal in het oosten van ons land. Dan kwamen er twee pakhuizen van bescheiden afmetingen met daarachter de vaste ligplaatsen van de schippers De Jager en Couwenhoven. Horlogemaker Fust was dan de buurman, bekend om zijn accurate werk, meestal verricht in de stille nachtelijke uren. Voor het raam aan de weg gezeten zat de heer Fust, met de horlogemakersloupe in het oog, zijn precisiewerk te verrichten.

Fust was een begrip! Naast Fust was het pakhuis ‘Bijenkorf’ opslagplaats van papier van de firma P. Haan, gevestigd op de Schans. Deze firma, een zakkenplakker net als specialiteit bloembollenzakken, was een kleinschalige industrie met veel handarbeid. Het pakhuis ‘Kanarie’ aan de Zaan van de groothandel in erwten en bonen van de firma Schuddeboom & De Jager stond naast het pand van groenteboer Arie Krijt. Naast Arie Krijt stond dan weer een ’toe-huis’, dus geen zakenpand, om dan bij schipper De Jager te belanden, wiens twee dochters een kleine kruidenierszaak annex vergunning dreven.

Op het tegenover liggende pad, het Wiesbaden, stond de timmerschuur van Kees Musch, terwijl op het volgende Zonnepad wel wat meer nering werd gedreven. In het eerste, mooie oud-Zaanse koopmanshuis had de heer Smit zijn grossierderij in ‘zoetwaren’. Zijn buurman op Zonnepad 5 [het latere huis van de familie Huig] was Thijs Otte, die een fouragehandel had in de Oostzijde te Zaandam.

Verderop verkocht de Weduwe Slop petroleum, terwijl buurvrouw Gorter garen en band maar ook eau de cologne per maatje verkocht. In een brede steeg, een paar huizen verder, had Juffrouw Bergman een kleine kruidenierswinkel. Aan het eind van het Zonnepad waren dan nog twee boerderijen van de broers Maarten en Piet Krijt.

Gaan we verder op de Lagedijk die eigenlijk Zeglis heette, een naam die vrijwel niemand kende en daardoor ook door niemand werd gebruikt, dan kwamen we alweer een kruidenierswinkel van Klaas Krook tegen, met daarachter een flink pakhuis omdat de oude heer Krook behalve kruidenier ook grossier in kaas was. Tevens verhuurde hij handwagens. Op het grote Zaanerf woonden dan ook nog eens vier gezinnen. De eerdergenoemde timmerman Kees Musch verkocht in de aangrenzende winkel ijzerwaren, verf, klompen en kleine huishoudelijke artikelen. De toch wel grote metselaarswerf van Van Daal, later Verzijden en weer later Gemeentewerf, sloot daarop aan. Dan volgde de slagerij van mijn vader en ook mijn geboortehuis. Op het pad daartegenover was de bakkerij van Jan Van der Woude met aan het einde de boerderij van Muus Slooten.

Links de slagerij van Zethoven, later slagerij Slagt en daarnaast het Noorderhuis en het koopmanshuis De Mol

Tegen ons huis aan stonden de mooie Zaanse huizen die nu op de Zaanse Schans staan, namelijk het Noorderhuis waar dokter Van der Horst ooit zijn praktijk heeft gehad en het koopmanshuis ‘De Mol’ waar de familie Gerrit-Jan Honig woonde. Vervolgens kwamen er twee identieke Zaanse huizen van de familie Couwenhoven en de heer Fust, directeur van Jacob Vis Pz. Vóór de sluis stond dan eerst nog het grote pand van de Zuivelmaatschappij ‘De Kroon’, van Gerbrand Vis, met daarin het woonhuis, kantoor en kaaspakhuis. De Weduwe Arie Neck was de laatste bewoonster van het daar gevestigde café-biljart met daarbij, alweer, een kleine kruidenierszaak.

De Zuivelmaatschappij ‘De Kroon’ had ook aan de overkant van de dijksloot, op de hoek van de Hazepadsloot, een groot kaaspakhuis. De aanvoer van op de markt in Alkmaar gekochte Edammerkaas geschiedde altijd over water, onder meer door mijn grootvader die een beurtdienst op Alkmaar vanaf Wormerveer onderhield en wiens motorschip, speciaal voor kaasvervoer was uitgerust met zogenoemde kaasstellingen. ‘De Kroon’ had, evenwijdig aan het sluishoofd, een in de Zaan uitgebouwde steiger waarop smalspoor was aangebracht. Kleine wagentjes met kaas reden dan, voortbewogen door ‘ellebogen-stoom’ vanaf de steiger, onder het kantoor door, dwars over de weg via een ophaalbrug naar het grote kaaspakhuis, om daar ook op kaasstellingen te worden gezet om verder te worden behandeld. Onder andere voor de export naar Nederlands-Indie in speciale blikverpakking.

Naast het kaaspakhuis, over de sloot stond een grote boerderij noomt gezien. Later is dit hele perceel gekocht door de Zuivelmaatschappij ‘De Kroon’ toen dit bedrijf met de productie van margarine begon in de Noordhollandsche Margarine Fabriek, overgenomen van Wessanen-Laan, die vele jaren later dit bedrijf weer heeft teruggekocht en nu onder de naam Friwessa vele soorten vetten produceert. De oorspronkelijke kaashandel bestaat allang niet meer.

Aan de overzijde van de Hazepadsloot lag het Hazepad, waar nogal wat commerciële activiteiten werden bedreven. Vooraan, pal aan de wegsloot woonde de schilder Nanning, even verder had de heer Frankx, sigarenmaker van beroep, een sigarenwinkel waarin later Van Renswouw een fietsenwinkel begon. Dan kwam de bakkerij van Bolding, waarin de heer Teun Ter Velde de zetbaas was. Deze bakkerij met het oude Zaanse pand is nu te vinden op de Zaanse Schans als Bakkerijmuseum.

Buurman van de bakkerij was Ab Ratelband, die het nachtelijk beroep van ‘klopperwacht’ uitoefende*. Dit zeldzame beroep bestond hieruit dat Ratelband ’s morgens in alle vroegte bij de arbeiders die vroeg op hun werk moesten zijn -de meesten al om zes uur- met een houten hamer op de houten weeg waarachter de bedstee was gelegen, enige harde slagen gaf, met de mededeling: “het is vijf uur, de wind is zuid-west, met buien”. Een soort mededeling van het KNMI in zakformaat, speciaal bestemd voor diegenenen die op de molens werkten.

Loodgieter Groot had een paar huizen verder zijn winkel en werkplaats. Op de hoek van de Nieuwe Vaart stond de smederij van Cor Honig, in Zaandijk bekend als ‘Cor de smid’. Behalve burgersmidswerk vervaardigde hij ook scheepsmotoren, 1-cylinder, petroleum-gestookt. Deze motoren, die in schipperskringen de naam hadden van ‘Honig-karren’, waren zeer solide en betrouwbaar dankzij een speciale vinding van Honig zelf. Wel onnoemelijk zwaar en ze ‘zopen’ petroleum. Dus eigenlijk weinig geschikt voor een commerciële bedrijfsvoering. Door de concurrentie van andere typen scheepsmotoren als van Kromhout, Bolnes, Brons en dergelijke, die veel zuiniger in verbruik waren, is de ‘Honig-motor’ geruisloos verdwenen. Als ik goed ben ingelicht staat er nog één exemplaar als museumstuk in de MTS in Zaandam.

Over de Nieuwe Vaart stonden langs de sluissloot de houtloodsen van houthandel Cornelis Vis. Nan Baas, handelaar in droge verfstoffen, gebruikte voor de opslag van zijn artikelen een echt oud-Zaans pakhuisje, van hout gebouwd uiteraard en vooral kurkdroog omdat het op hoge stenen ‘penanten’ was opgetrokken. Ik herinner mij dat, als er grondstoffen werden aangevoerd via de Hazepadsloot, er vanaf de steiger aan de slootkant een ‘beun’ werd gelegd naar het pakhuis toe, dwars over het pad. Als er passanten kwamen, werd de beun even weggehaald! Zo ging dat in die jaren 1910-1920. Naast het pakhuis was de bedoening van de ‘hokkebaas’ ofwel kolenboer ofwel brandstoffenhandelaar Hein De Boer, terwijl als laatste bedrijf op het Hazepad Paulus Rensen zijn boerderij had. Over het spoor stond dan de kleine molen de ‘Zwarte Ruiter’ van Gerrit Van Keulen die van alles maalde, van marmerslijp tot beendermeel. Verderop in het land stonden dan nog de twee grote oliemolens ‘De Zoeker’, rechts aan de Sluissloot en links, vrijwel daar tegenover de molen ‘Het Jonge Big’.

Zoals eerder vermeld, waren de meeste zaken -zowel winkels als industrieen- langs de Zaan gevestigd. Maar ook in deze buurt waren er toch nog wel een paar gelegen op onder meer de Beukenlaan. Vooraan woonde Klaas Stoffels de schoenmaker, en even verderop oefende de kleermaker Jacob Roosjes zijn bedrijf uit, terwijl aan het einde van de straat de zakkenhandel van Slop was gevestigd. Op het volgende pad, oorspronkelijk naast de boerderij ‘Zaanhoeve’ was ‘Litho Zaanlandia’, de steendrukkerij van Dirk Kleiman in vol bedrijf. Daar konden wij, als kinderen, altijd gekleurde strookjes voor vlecht- of ander knutselwerk krijgen. Vlak naast de sluis aan de Zaankant was het café van Klaas Hars, met als buurman de manufacturenzaak van Willem Ahling die, omdat hij oorspronkelijk uit Duitsland afkomstig was, altijd ‘Poep-Ahling’ werd genoemd.

Gerrit Brand had daarnaast zijn zaak in galanterieën. Slager Rensen was dan de volgende neringdoende en eerste uit een hele rij. Zijn buurman was de manufacturier Sies Vredenduin, wiens buurman dan weer was de schoenwinkelier Dirk Amersfoort. In het pand van Vredenduin is later het kantoor van houthandel Donker gekomen en nog weer later de showroom van kantoormeubelen van ASPA. Naast de schoenwinkel van Amersfoort, die natuurlijk ook een bijnaam had, namelijk ‘Hakkerdetak’, was een zaak van ‘standing’, de goudsmidszaak van Dirk Landsman. Klein maar fijn!

Op Lagedijk 200 woonde de heer Co-Gerrits Vis, een vrijgezel die een commissiehandel in veevoeder en granen in Amsterdam had, en dagelijks met de trein naar onze hoofdstad reisde. Een forens dus. Cornelis Honig, die weer de buurman was van Co-Gerrits Vis, had een sigarenwinkel en was tevens sub-ontvanger van de Rijksontvanger in Wormerveer. Bij ‘Knees Honig’ zoals hij in de wandeling werd genoemd, konden Zaandijkers hun belasting betalen onder het genot van een geurige sigaar van zes voor een dubbeltje! Een winkel die beslist niet over het hoofd kon worden gezien, was de galanteriezaak van Gerrit Brouwer, gevestigd in een dubbelpand.

Dan volgde weer een bakker, Oudejans. ‘Inverdan’ had Jan Zwart zijn goed lopende kruidenierszaak en nog verder inverdan woonde Andries Goedhart, groothandelaar in zoetwatervis, ’s Zomers werd op zondagochtend vanaf half zeven ook aan particulieren, op het visvlot ‘levendige’ aal, blei of brasem verkocht. Kees Molenaar, de dorpsomroeper, deed daarvan dan op zaterdag daaraan voorafgaande met bekkenslag mededeling aan de Zaandijker burgerij. Behalve de handel in verse vis had Goedhart ook een palingrokerij. Aan de Hervormde pastorie van dominee Groenman met zijn huishoudster Geertje, niet commercieel aktief, gaan wij voorbij om even stil te staan voor het kleine pandje van Groot, de barbier die tevens aanspreker/lijkbezorger was. Tegenwoordig zou men zeggen: uitvoerder van begrafenissen en crematies.

Links palingrokerij Goedhart en rechts de kapperszaak van Groot

Alweer een kruidenierszaak van Willem van Zanen, met zijn door iedere Zaandijker gekende bediende Piet De Vries, was de aansluitende winkel. Fijn fruit en speciale groenten vormden de handel van Jan Nieuwkamp. Zijn buurman, drogist Gerrit Verdonk had in de eerste jaren van de Eerste Wereldoorlog een speciale attractie. Bij aankoop van een bepaald bedrag kreeg men een wit vel, ongeveer op kwarto formaat, waarop niets was te zien behalve een dikke golvende lijn die begon op een bepaald aangegeven punt. Wanneer dit punt met het gloeiende puntje van een sigaar werd aangeraakt, dan ging er heel voorzichtig langs de dikke lijn een gloeiend stipje, wat uiteindelijk tot resultaat had dat het portret van Lord Kitchener, destijds de minister van oorlog van Engeland, zichtbaar werd. Heel bijzonder voor die tijd, waarin eigenlijk reclame als klantenbinding nog een zeldzaamheid was.

Brood- en banketbakker Bakkenist sloot dan weer aan bij de drogisterij. Het typisch Zaanse café van Aart Smit, waar je om in de gelagkamer te kunnen komen eerst een korte trap op moest, sloot daar dan weer bij aan. De groente- en fruitzaak van Simon Teeling was dan het voorlopig einde van de winkels tot aan de Kerkstraat. Het bijzondere van Teeling was dat deze op zaterdag, met een vergrote Zaanse gondel varend door de wegsloot, zijn klanten bediende. Door het dempen van de wegsloot in de twintiger jaren, kwam jammer genoeg een einde aan deze toch wel aparte vorm van bezorging-aan-huis.

In de vorige eeuw was de wegsloot tussen de Kerkstraat en de boerderij ‘Zaanhoeve’ al gedempt, waardoor een soort van dubbele-buurt was ontstaan, zodat ook aan de westkant enige bedrijven en winkelzaken waren verschenen. Zo was er de allang bestaande molenaakerswerf van Gebroeders Vredenduin, met links van de ingang naar de werf de plakkerij van de Fa. A. Haan. In een pand daar weer naast had de timmerman-aannemer Piet Husch een winkel in ijzerwaren en gereedschappen, welke later voor zijn zoon Gerrit werd verbouwd tot een sigarenwinkel, wat het nu nog steeds is. De timnmermanswerkplaats van Piet Husch lag aan de Kerkstraat, vlak naast de noordzijde van de kerk. Jacob Pielkenrood had zijn fietsenwinkel met de daaraan verbonden werkplaats op de hoek van de Lagedijk en de Kerkstraat. De smederij van Pielkenrood lag vooraan op de Kerkstraat met vlakbij de kerk de winkel van de Cooperatie ‘De Eenheid’, waar Hendrik Schaar, een bekende figuur als dirigent in de amateur-blaasmuziek, de chef was.

In het eerste huis, vlak op de sloot aan de zuidkant van de Kerkstraat woonden de dames Schaar die een breimachine exploiteerden en kousen en sokken breiden, bij voorkeur van zwarte sajet. Hun buurvrouwen waren de dames Woudt die niet alleen een sigarenwinkel hadden, maar ook een drukke nering als ‘beschiksters’. Een beroep dat nu niet meer bestaat. Zij steven van witte overhemden de piqué borst, de losse boorden en manchetten. Even verderop was een winkelhuis, maar ik kan mij niet herinneren dat daar ooit een zaak was geweest. Een paar huizen verder woonde Kok de boodschappenloper, die met zijn latere compagnon Oeldrich alle dagen, met een handkar lopend naar Zaandam en met de boot naar Amsterdam ging om in de stad pakjes te bezorgen of andere weer op te halen voor relaties in onder andere Zaandijk. De terugreis naar huis geschiedde in omgekeerde volgorde.

Zonder het badhuis van de vereniging ‘Het Witte Kruis’ zou de opsomming van de activiteiten op de Kerkstraat niet compleet zijn. Het beheer van het badhuis was in handen van Teun Molenaar en zijn vrouw. Zij deden dit op een voorbeeldige wijze en hadden op vrijdag en zaterdag -op de andere dagen van de week was het badhuis dicht- hun handen vol om alles soepel en vooral schoon te doen verlopen. De kaartjes voor de douche- en kuipbaden waren uitsluitend te krijgen in de boekwinkel van de firma Heijnis. Molenaar zelf, ofwel Teuntje, zoals hij altijd vanwege zijn korte gestalte werd genoemd, had als nevenfunctie die van klokkenluider van de Zaandijker kerk.

Als we het Kerkplein oversteken, achter de kerk om naar het Langepad, lag daar de scheepswerf van de Zaanlandsche Scheepsbouwmaatschappij, met de ijzeren bussenfabriek van Pielkenrood als buur. Een eindje verder had Kees Kwist zijn handel in brandstoffen, die hij bij zijn klanten met een schuitje bezorgde. ‘Achter de kerk’ had overigens niet zo erg veel handel. Wel was er nog de kleine houtzagerij van Kroeze, die met een gasmotor zijn cirkelzagen aandreef. Een unicum! Manus Knaap had op de Nieuwe Vaartkade een kruidenierswinkeltje annex tapperij en daar woonde ook Jan de Leeuw, die het beroep van ’tabakstripper’ uitoefende. Er was ook nog een klein boerenbedrijf van de weduwe Gerrit Heijn. Een flinke boerderij van Andries Fonteijn stond op de Domineestuin, waar Muus Reik nog een metselaarsbedrijfje had.

Verder lopend langs de Lagedijk in zuidelijke richting kwamen we twee grote herenhuizen tegen, na de winkel van Teeling. In het eerste woonde Thomas Bramer, een houthandelaar in ruste, die zijn huis later verkocht aan Gerbrand Vis. Het andere perceel was het doktershuis van dokter Van der Horst. Daarna volgde de drukkerij met boekwinkel van de firma J. Heijnis Tsz., al eerder genoemd met betrekking tot het badhuis op de Kerkstraat.

De Lagedijk vanuit de Zaandijkerkerk gezien

Op het Arie de Bruynspad tegenover de boekwinkel was wel wat nering. Te beginnen met de schoenmakerij van Hendrik Keijzer, ‘Henkie’ in de wandeling, terwijl zijn vrouw de zorg had over de snoepwinkel met de ‘Cent van het blad’, waar je voor 1 cent uit een keur van lekkernijen mocht uitzoeken. Daarnaast verkocht Jane Hottentot, de vrouw van Keijzer, ook bruiloftsartikelen en feestliederen. Een zeer gemengd bedrijf dus. Halverwege het pad was de kleine slagerij van Klaas Kwadijk, bijgenaamd Klaas Dikkekoek. Hij kocht en slachtte meestal ‘wrakvee’ ofwel koeien en kalveren die ziek waren en door de boer-eigenaar voor een lage prijs van de hand werden gedaan. Weer verderop woonde een petroleumventer wiens naam ik kwijt ben. Aan het eind van het pad, waar dit omboog achter het Weeshuis om naar de Kerksloot, woonde de oude heer Wit, een keurige man die een handeltje had in briketten en droge aanmaakhoutjes.

Aan de Kerksloot stond een grote stolpboerderij, voor een deel bewoond door de weduwe Woudt die ‘commensaals hield’. Ook een vorm van commercie. De naast aangelegen helling van Teer, waar onder andere boerenplatten en kleine vaartuigen werden gerepareerd, had het verdere deel van de boerderij in gebruik.

Naast de drukkerij van Heijnis -waar ooit een zoutziederij had gestaan van de heer Pieter Vis- de grondlegger van het Akzo concern dat is begonnen met zout uit Boekelo, stond een winkelhuis waarvan ik de betekenis eigenlijk nooit goed heb begrepen. Welke functie dit heeft gehad en wat daar ooit werd verkocht, weet ik niet. Net zomin als de waarde van de textielzaak van de dames Vis, welke naast het herenhuis van Piet Latenstein was gelegen. In mijn schooltijd heb ik daar nooit een klant naar binnen zien gaan. Geëtaleerd werd er niet, want beide etalages waren altijd afgeschermd met zogeheten ‘lancaster gordijnen’. Via een lange steeg naar de Zaan, tussen Latenstein en de dames Vis, kon je bij het kantoor komen van Jan Dirk Vis, commissionair in veevoeder. Dit kantoor, gelegen op de eerste verdieping, had een prachtig uitzicht op het Zaandijker Wijd.

Volkomen in tegenstelling tot de winkel van de dames Vis was de manufacturenzaak van Cornelis Brouwer. Hier toonden de regelmatig veranderde etalages de activiteit van de eigenaar. Het was een heel groot Zaans huis aan de Karnemelksteeg, die tot aan de Zaan doorliep. Aan de andere kant van deze steeg was de brood- en vooral beschuitbakkerij ‘De Witte Olifant’ van Piet De Vries.

Het daarnaast gelegen fraaie herenhuis van de familie Latenstein gaf ook onderdak aan het kantoor van de firma Latenstein die in de vroegere verfmolen ‘De Zon’ aan de overkant van de Zaan een loonbedrijf voor het malen van droge verstoffen exploiteerde. Een echt Zaans koopmanshuis stond vlak naast het hierboven beschreven grote pand. Dat was het woonhuis van de heer Co Honig, directeur van de Zaanlandsche Assurantie Compagnie waarvan het kantoor achter op het Zaanerf was gevestigd. Alweer een manufacturenwinkel, maar nu van Jacob Koning, was het belendende perceel. De cooperatieve broodbakkerij ‘Walden’ grensde dan weer aan de steeg van Koning. Zuidelijk van ‘Walden’ stond een vrij groot huis, waarin twee winkels waren gevestigd. In de kleinste van de twee had Simon Teeling, electrotechnicus, een zaak in gloeilanmpen, stoppen en dergelijke, maar ook met een groot schakelbord waarop een aantal -meest blauwe- lampen van de Stroomverkoopmaatschappij ‘Zaanland’. In de mobilisatiejaren [1914/18] was de ‘Zaanland’ door een aantal industriëlen uit het noorden van de Zaanstreek opgericht, omdat de electriciteitsvoorziening stopte bij de Mallegatsluis [grens tussen Zaandam en de Koog]. De gemeente Zaandam was namelijk al enige jaren stroomafnemer van de gemeente Amsterdam. De stroomverkoopmaatschappij ‘Zaanland’ betrok de stroom van de Kennemer Electriciteitsmaatschappij in Velsen, de voorloper van de P.E.N. Er waren nogal eens storingen die zo spoedig mogelijk moesten worden opgeheven en de lokalisatie daarvan was dan te vinden op het grote schakelbord in de winkel van Simon Teeling.

De Weduwe Kuijken was Teelings buurvrouw en had met twee etalages voor Zaandijkse begrippen een grote winkel, waarin zij behalve natuurlijk sigaren ook chocolaterie en schrijfbehoeften verkocht. Daarop volgde de chocoladefabriek ‘Arriba’ van de heren Van der Woude & Dekker met een groot stenen pakhuis aan de Zaan, waar later de papiergroothandel van Cooth was gevestigd. De familie Nan Baas en de heer en mevrouw Vis-Honig woonden naast elkaar, alvorens het kantoor van Jacob Vis Pz. met de stopverffabriek werd bereikt. Deze firma Jacob Vis Pz. was een begrip voor verf. Het name ‘echt Zaans groen’. Maar ook voor gekookte lijnolie, zogeheten standolie, voor schilders. Dit artikel werd gemaakt in de oliekokerij aan de overzijde van de Zaan naast de verfmalerij van Latenstein. Ook handelde Jacob Vis Pz. in lege petroleumvaten, ‘barrels’ van 159 liter, waarin de petroleum uit Amerika naar Europa was verscheept. Tankvaart was toen nog een onbekend begrip. Naast de stopverffabriek, in Zaandijk altijd de ‘stok’verffabriek genoemd, hadden de Gebroeders Zwart hun handel in boter en kaas in het pand met de -nog bestaande- mooie Zaanse gevel.

‘Inverdan’ (wat verder achter de rooilijn gebouwd) in een echt Zaans huisje, was in die tijd het kantoor van houthandel Donker gevestigd. Daarna kwamen twee herenhuizen van de heren Simon en Gerrit Kamphuijs, cacaofabrikanten, met hun fabriek ‘De Wezel’ achter het station in Koog aan de Zaan. Dan volgden de Zaanse huizen die er nu nog staan. In die tijd bewoond door Jan Huijsman, oude Peter Krijt en mevrouw Honig-Mulder ofwel Neeltje Mulder, die onder meer het boekje ‘Uit de goede, oude tijd’ heeft geschreven. Waarschijnlijk ben ik nog de enige Zaandijker die Neeltje Mulder heeft gekend. Zij was namelijk de moeder van Gerrit-Jan Honig en diens jongste dochter Jo was mijn buurmeisje en speelkameraadje. Op zondagmorgen mochten wij bij Oma Honig om half twaalf altijd een koekje komen halen. Ik herinner mij nog goed, dat wij dan werden binnengelaten door de dienstbode. Keurig in het zwart met een wit schortje, ging zij ons voor naar de kamer waar Oma zat, meestal met en handwerkje, en kondigde ons dan aan met “de jongejuffrouw en Keesje! “Wij kregen een kop chocola met een koekje en mochten dan ook nog even spelen met een paar zilveren miniatuurtjes waarvan Neeltje Mulder er een groot aantal bezat. In een speciale glazen kast, opgesteld tussen de beide ramen. Om twaalf uur werd de visite weer beëindigd.

Inmiddels zijn we het Ezelspad met het ‘Verkeerde Ezelspad’ voorbij gelopen. Op dit pad was maar weinig commerciële bedrijvigheid. Vooraan was de kruidenierswinkel van Jan van der Meer. Een heel donkere winkel waar ik mij er altijd over heb verwonderd dat Juffrouw van der Meer, in de schijnbare chaos, steeds weer het gevraagde tevoorschijn wist te halen. Verder op het pad waren dan nog twee boerderijen. Van Lodewijk Krijt en van Dirk IJff. Op het naast aangelegen Gorterspad was de bedrijvigheid heel wat groter. Jozef Gobielje had er zijn bakkerij. Nanning had er de schilderswerkplaats en ook de kuiperij van de Weduwe Van Hoorn gonsde van bedrijvigheid. Dan waren er nog de kruidenierswinkel van Steijn en de groentewinkel van Ero. Aan het eind, alweer een boerderij, nu van Lodewijk Krijt.

Tot aan de Beeldentuin was er niet veel commerciële bedrijvigheid over de sloot. Van betekenis was evenwel de tuinderij met kassen van Gerrit Schipper. Op het even verder gelegen Tuinpad, dat iedere Zaandijker alleen maar kende onder de naam ‘Hoedenpad’ was ooit de kleermakerij van Jonker geweest. Ook woonde daar de boodschappenloper Slop. Achter de tuin van Gerrit Schipper, gelegen achter de Beeldentuin, had op een vrij klein stuk land de Voetbalvereniging ‘Zaandijk’, die op 1 april 1917 was opgericht, haar eerste voetbalveld. Deze club verhuisde na een paar jaar naar een nieuw terrein, achter de boerderij van Muus Slooten op het Bakkerspad, ten noorden van de Sluissloot. Weer later betrok ‘Zaandijk’ een nieuw complex bij ‘Het Fortuin’ aan het Westzanerpad, en bespeelde nog weer later de velden aan de overkant van de Zaan, achter molen ‘De Ooievaar’. Voorbij de Beeldentuin staat nu nog het kantoorgebouw van de Verzekeringsmaatschappij Koning & Boeke dat in de vorige eeuw werd gebouwd. Even verder, in een verbouwd Zaans pand, was de groentewinkel van Groot. Zo kwamen we dan op het Verlanenpad, waar de grote timmerschuur stond van de timmerman-aannemer Dirk Oly, later overgegaan aan Janus Klomp. Ook was daar de boerderij van Jacob IJff.

Na het huis van mevrouw Neeltje Honig-Mulder kwam de woning van de dorpsveldwachter Zijlstra, tevens gemeentebode. Vlak naast het Gemeentehuis. Hiernaast stond de woning van de heer Co Vis, directeur van de Zaanlandsche Scheepsbouwmaatschappij, gevolgd door de burgemeesterswoning waarin toen burgemeester Hellema woonde. Naast het papierpakhuis van Honig dat er nu nog staat, bewoonde de eigenaar van de Beeldentuin, de heer Jan Honig -bij een ieder bekend onder de naam ‘Jan Hoed’ vanwege het feit dat hij altijd een grote flambard droeg- het huis dat een mooi uitzicht bood op de ‘over-tuin’ die de Beeldentuin was. Het fraaie door de heer Wietse Velthuijs bewoonde pand was gedeeltelijk in gebruik als kantoor van de houthandel Cornelis Vis. Na de drie woonhuizen, respectievelijk bewoond door Coenraad Honig, de families Couwenhoven en Snuif, kwam dan de zakkenplakkerij van Kuijt. Later werd dit het kantoor van Obertop, olieslager in ‘De Pijl’ op de Veerdijk in Wormer.

Mejuffrouw Alberti woonde altijd nog in het doktershuis van de legendarische arts Jan Mulder, met als buur Mejuffrouw Neeltje de Jager, die het mooie Zaanse huis bewoonde dat nu de Zaanlandsche Oudheidkamer is. In een naast aangelegen kleine winkel verkocht de weduwe Kan, hoe kon het anders, sigaren. In een voor die tijd modern aandoend herenhuis woonde de eigenaar van de houthandel Cornelis Vis. Na een klein inverdan gebouwd huis was er weer een zakkenplakkerij annex papiergroothandel van de firma Hajo Vis. De buurman van deze zakkenplakkerij was kruidenier Piet De Boer, in de wandeling ‘Pietelepoe’, die met zijn manke zuster een min of meer exclusieve zaak dreef onder meer in wijnen en comestibles. De winkel had een heel aparte indeling. Twee ramen met de deur in het midden. Het gedeelte achter de deur lag lager dan de winkelruimte aan weerzijden. Die waren zo’n twintig centimeter hoger en het was frappant te zien hoe de manke Juffrouw De Boer in de winkel heen en weer hipte van de ene naar de andere kant van de winkel, al naar gelang de wensen van de klant.

Achter en naast de winkel van Piet de Boer was de bootsteiger van de Alkmaar Packet, waar Frans Holstvoogd de ‘stationschef’ was. Aan de andere kant van de brede steeg naar de steiger stond het filiaal van de broodfabriek van Verkade. Zowel de steeg als de beide panden zijn nog aanwezig.


Notaris Walig had zijn kantoor naast de Verkadewinkel en woonde in het mooie stenen herenhuis daar weer naast. Het spuithuisje van de ‘Jongeheren-spuit’ stond tussen de notaris en Ir. P.H. Duijvis in. Dan kwamen er weer twee winkels. Een van Kuijken die meubels verkocht -later Hekkert-, gevolgd door een smal winkeltje, een beetje inverdan en wat hoger dan de belendende percelen van Velthuys die, alweer, sigaren verkocht. Het mooie Zaanse pand van Breet, met als buurman Koning eveneens in een herenhuis, waren de belendingen van Caspar Gorter, eigenaar van Café ‘De Zwaan’. Ik herinner mij hiervan nog vaag de mooie brede gang met marmeren tegels en de trap naar de bovenzaal. Rechts daarvan de grote zaal waarin een kolfbaan, en aan de Zaankant een flink toneel. Naast ‘De Zwaan’ was Teun Oly & Comp. een kleine chocoladefabriek begonnen. Toen dit fabriekje met ruimtegebrek kreeg te maken, werd ‘De Zwaan’ gekocht en omgebouwd tot fabriek. De palinghandel met rokerij en een kleine winkel voor de verkoop aan particulieren van Simon Oenen was en bleef de buurman van T.O.C., ook toen Siem Oenen boven zijn nieuw gebouwde palingrokerij een bioscoop ging exploiteren.

De toch wel grote winkel van de firma Schipper, grossier in glas en aardewerk, met daarachter een pakhuis, volgde dan tot aan de steeg naar het overzetveer van Adam Smit. (Toen de Julianabrug er nog niet was.) De fietsenwinkel van Leurs, gevolgd door de manufacturenzaak van Klaas Schuddeboom, waren de buren van Jan Steijn die, vlak onder de stelling van de meelmolen ‘De Dood’ een kleine muziekhandel had. Jan Stuurman, de eigenaar van de molen woonde naast hem.

Een klein kerkgebouw van de Vereniging tot Evangelisatie in en ten bate van de Nederlandsch Hervormde Kerk -een groep behoudende Hervormden- stond daar vlak naast de molen aan de Zaan. In de volksmond heette deze kerkelijke gemeente: ‘Onder de roeden’. Zover ik mij herinner werd er op zondag zowel ’s morgens als ’s middags gekerkt en vrijwel altijd met dominees of voorgangers van buiten de streek. De winkel van Mevrouw Baart, die gouden en zilveren sieraden verkocht, was weer gelegen naast de schipperij van Bets. Een zeer bekend bedrijf dat met een aantal motorschepen een geregelde dagelijkse dienst onderhield tussen de Zaanstreek en Amsterdam. De palingrokerij van de firma Dil, met de papierhandel van Jan Honig & Comp. en de stalhouderij van Roosdorp, later Jan De Boer, waren de laatste bedrijven in Zaandijk aan de Zaankant. De gemeentegrens met Koog aan de Zaan was bereikt.

Na het Verlanenpad kwam de Parkstraat. Op het Schoenmakerspad had schoenmaker Eijkel zijn bedrijf. Ook was er vlak aan de slootkant een winkel -althans een winkelhuisje- maar wat daar ooit voor handel werd gedreven, ik weet het niet. Verderop naar het Guispad toe, stond de oude bakkerij van Stuffers, bekend om zijn Zaanse ‘bolussen’ [een bolus was een wat kleverige, gedraaide koek van broodachtig deeg met zoetige stroop eroverheen, die aan een fraai gedraaid uitwerpsel deed denken]. Deze zaak is nog lang in bedrijf gebleven. Op het Schoolpad was een voorzichtig begin van een machinefabriekje van de heren Stam, terwijl op de hoek van het Schoolpad met de Bredenhofstraat het accountantskantoor van de heer Jac. IJkel was gevestigd.

Vanaf het Guispad tot voorbij de Stationsstraat op de Koog was de wegsloot in de vorige eeuw al gedempt, waardoor een soort dubbele buurt was ontstaan. Op Zaandijk waren daar verschillende zaken gevestigd, zoals op de hoek van het Guispad de galanterie- annex speelgoedwinkel van Kees Brand, die zeilenmaker Boeke tot buur had. Aan de andere kant van het ‘Darmenpad’, later Smidslaan genoemd, stond de slagerij van Frederik Bartel, nu de rijwielzaak van Molenaar. Op dit pad stond ooit de Christelijke school waar mijn vader nog op ging in de tachtiger jaren van de vorige eeuw.

Judith van Tijn ofwel Judikie zoals zij door de Zaandijkers werd genoemd, had naast het spuithuis van de Zuiderspuit haar kleine, scheve winkel in ‘klein goed’ zoals ansichtkaarten en wat dies meer zij. Zij woonde daar met haar blinde broer die zij ook verzorgde. Als Judith inkopen ging doen in Amsterdam bij haar geloofsgenoten in de Jodenbreestraat en omgeving, dan zette zij altijd een briefje in de winkeldeur met het opschrift ‘Ik ben met een kwartier terug!’ Dit liep meestal uit tot een hele dag. Het Zaagselpad was in Zaandijk het laatste pad, dat westwaarts ging langs de Zaagselpadsloot. Veel handel was daar niet. Wel was er op de hoek van de sloot de drukkerij van Piet Out. Verder op het pad woonde aan de slootzijde de groenteboer Stadt en aan het eind was de kleine buurtwinkel, tevens peteroliehandel van Bank. Ook stond er nog een kleine boerderij van Haremaker uit Koog aan de Zaan.

Als we nu eerst nog even teruggaan naar de Parkstraat, dan had Jan Schouten daar vrijwel vooraan rechts een kleine winkel met de werkplaats voor zijn loodgietersbedrijf. Schuin daartegenover woonde Juffrouw Jansje Heijn, een zogenoemde ’theejuffrouw’, die met koffie en thee ventte. Maar buurman was Heindert Krom, een melkventer van het eerste uur van de Cooperatieve melkfabriek ‘Zaanstreek’ uit Wormerveer. Rechts op de Parkstraat, aan de Simon Gammersloot, lag de boerderij van Huibert IJff. Weer wat verderop, eveneens aan de slootzijde, woonde de visventer Aris Boon. Vlak naast het ‘open glop’ in de bebouwing langs de sloot had Gerrit Engel zijn kruidenierswinkel met daarbij zijn melkzaak.

Voorbij de Bredenhofstraat woonde Arp, die een kuiperij had op de Koog. Terwijl vlak naast de brug naar de Parklaan Johan Molenaar in een ’toehuis’ [huis zonder winkelramen] zijn fietsenzaak was begonnen. Op het grote stuk onbebouwde grond, de laatste rest van de oorspronkelijke ‘Tuin van Breet’ had Barnemann zijn groentetuin. Aan het eind, naast de brug naar het Guispad, was de brandstoffenhandel van Schaap. Jacob Krijt had op de Bredenhofstraat, rechts vanaf de Parkstraat zijn groentewinkel en op de hoek van de Bosstraat hadden de dames Van der Velde een zaakje in handwerkartikelen. Het vooruitziende blik had Dirk Pondman van het Guispad, naast de tuin van Barnemann, zijn Garage -met hoofdletter- laten bouwen, waar enkele autobezitters zoals dokter Vrendenberg uit Koog aan de Zaan, hun rijdend bezit stalden en lieten onderhouden.

Wanneer we nu het Guispad opgaan, vinden we naast de galanteriewinkel van Kees Brand het café van Jaap Kelder, gevolgd door de sigarenwinkel van Oosterhuis, met daaraan verbonden diens kruidenierswinkel. Barbier De Jong had zijn scheerwinkel tegenover de brug naar de Bredenhofstraat, een onding. Het een steile oprit c.q. afrit. Dat daar nooit een ernstig ongeluk is gebeurd mag een wonder heten. Vooral bij het afrijden maakten fietsers die op een ‘doortrapper’ reden, nogal eens een flinke smak. Dirk Pondman, eerder genoemd als garagehouder op de Bredenhofstraat, had naast de kapper zijn fietsenwinkel, met daarachter de werkplaats. In het aan Pondman grenzende pand woonde Oude Engel, van oorsprong een melkboer, die de gave bezat van het ‘belezen’. Tegenwoordig heet zo iemand magnetiseur.

De Gereformeerde kerk met aansluitende kosterswoning, had als buur de kruidenierswinkel van Stadt, die ook een proeflokaal had. De volgende winkel was van de boter- en kaasnering van Klaas Van de Kommer, die weer werd gevolgd door de schoenmakerij van Spaans. Bakker Prinsze had even verder zijn bakkerij. Hein Brouwer, een boer, woonde ook op het Guispad. Maar zijn boerderij lag daarachter op de Smidslaan.

Nog zijn we niet aan het eind van de activiteiten op het Guispad. De steenhouwerij van de firma Bruin & Bont werd weer begrensd door de schilderswerkplaats van Betlem. Op de hoek van de Eerste Guispaddwarsstraat stond -en staat nog- een houten winkelpand waarin ik nooit enige activiteit heb gezien. Wel zijn in dit winkelhuis vele jaren later, de Gebroeders Molenaar, grondleggers van ‘Wastora’, hun zakendoen begonnen onder de naam ‘Electrozaan’. Brandstoffenhandelaar Ratelband woonde op de andere hoek van de Guispaddwarsstraat.

Op de achter het Guispad gelegen Wilhelminastraat was de boekbinderij van Klerk. Ook het bouw- en aannemingsbedrijf van Piet Ten Pierick was daar. Dan stond er nog de kleine chocoladefabriek ‘De Zaan’ waaruit het wereldconcern van nu is ontstaan. Maar ook was ooit op deze straat het kleine bedrijfje van Dries Goedhart, fabrikant van Russisch vruchtdessert’. Inmiddels de grote fabriek van Goedhart tegenover ‘De Gortershof’ [bejaardenhuis waar Tine Huig heeft gewoond] aan de Zaan gelegen. Vlak aan de cacaofabriek ‘De Zaan’ had weer een andere Goedhart, Willem, een inleggerij van gerookte paling-in-gelei. Op de Bijenkorfstraat was de werf van ovenbouwer Wobben, wiens buur Juffrouw Heijnis handkarren verhuurde. Op het Guispad verderop naar de overweg [spoorwegovergang] toe was dan nog het café van Schaar. En op de hoek van Guispad en Stationsstraat had de Weduwe Kopper -alweer- een sigarenwinkel. Het grote witte pand van kunstdrukkerij Bakker was precies op de grens van Koog en Zaandijk gelegen, de laatste vertegenwoordiger van nijver Zaandijk.

Tot slot zou ik willen zeggen dat ik niet de pretentie heb dat ik voor honderd procent heb weergegeven hoe nijver mijn geboortedorp wel was, maar vergeleken met Zaandijk van nu, slaat het heden tegenover het verleden wel een pover figuur. De wereld verandert en wij veranderen mét de wereld. Maar met het ouder worden kun je soms wel terug verlangen naar wat is geweest. Daarom doet het mooie lied van Wim Sonneveld ‘Mijn dorp’, mij altijd heel veel.