Historische Vereniging Koog-Zaandijk

De loper

Zal je altijd zien, sta ik hier te koken voor de kerst, is het gas op. Vraag even aan buus of die nog een muntje heeft.
Ik hol de steeg uit en die van de buren in. Ook buurvrouw staat te kokkerellen. Hol weer de steeg uit en de onze in: nee moe op, geen extra muntje. Vraag het dan maar eens aan Wim z’n moeder.
Hol steeg uit naar de overkant. Alles donker daar, niemand thuis. Hol steeg in: ook niet moe, niemand thuis. Ze trekt een keukenla open: hier de loper, kijk maar even.
Hol steeg uit, steek de sleutel in het slot van de voordeur en open die. Waar is het lichtknopje, waar de meterkast? Gevonden! Onder de meter hangt een gebreid zakje en het rammelt, eindelijk een muntje.
Hol steeg in: ja hoor, hebbes. Heel goed jongen, als jij er ook niet was…
Als vader thuiskomt staat moeder nog steeds te koken. Mmm, ruikt lekker. Het is voor morgen, zegt moeder.
Ze vertelt hem over dat gedoe met het muntje. Dat kan echt niet, zegt vader, dat is een»poging tot inbraak, niemand thuis, dat is stelen. Maakt ie nou een geintje of meent ie het, vraag ik me af.
Als vader het echt meent, krijgen we ruzie, dat weet ik zeker. Ik maak wel een briefje, dat gooi ik in, stel ik voor. Goed, maak jij maar een briefje, zegt vader, maar ik moet het eerst lezen.
“Beste Wim z’n moeder, Kerst is de tijd van vrede en bezinning. Maar zonder een gasmuntje lukt dat niet. Wij hebben dus een muntje geleend van u.”
Te kort, vindt vader, er moet een excuus bij, ‘t blijft stelen.
Ik begin Opnieuw: “Lieve Wim z’n moeder, wij zijn zo brutaal geweest een muntje bij u te lenen. Anders kon moeder onze kerstmaaltijd niet koken. Wij hopen niet dat u dit brutaal vindt.”
Commentaar vader: weer geen excuus. Ja, achterop pa. Hij leest: ”Het is dus geen poging tot inbraak geweest, zoals mijn vader zegt. Vindt u van wel, dan hierbij ons excuus.” Wel ja, geef mij maar de schuld. Inbraak? Dat woord heb ik niet gebruikt. Ja wel, zei moeder. Ja pa, dat heb je gezegd, je zei ook ‘stelen’. Kan ik me niet meer herinneren, zei hij. Zo werd er weer een ruzie voorkomen. En ik holde steeg uit en weer in.