Historische Vereniging Koog-Zaandijk

Molenimperiums

Schreef ik in een eerder artikel dat het gebied rond de Mallegatsloot een industrie en handelsgebied was, dan bedoelde ik een industrieterrein als een begrensd gebied voor industrie, zoals tegenwoordig de Achtersluispolder bijvoorbeeld.

Onze voorvaders echter zagen het gehele Westzijder- en Oostzijderveld als een industriegebied waar ook gewoond werd. Door het overal aanwezige water en de altijd waaiende wind waren hier volop mogelijkheden om te produceren.

In dit gebied werden vanaf ongeveer het jaar 1600 vele molens gebouwd, verspreid over de veldjes die rondom door water waren omgeven. Via smalle paden en bruggetjes waren deze landjes toegankelijk voor de molenarbeiders, terwijl de aan- en afvoer van de producten over het water plaatsvond.

Koog aan de Zaan kende ondermeer de paden: Het Breed, het Varkenspad, het Tuinpad, het Koekoekspad, het Rellekepad, het Loodwitmolenpad, het Broodkorfspad, het Pinkepad, en het Sluispad.

In de Zaanstreek waren midden 19e eeuw nog 288 molens aanwezig. Vier inwoners van de Koog speelden hierin een belangrijke rol want zij bezaten tezamen in hun woonplaats 42 molens.

  • Dirk Groen had 1 molen: De Munnik.
  • Jacobus Kluyver bezat 3 molens: De Jonge Wolf, De Woudaap, en Het Honingvat.
  • Evert Smit had 17 molens: De Kraai, De Katuil, De Wezel, De Nachtegaal, De Wachter, De Engel, De Sint Lucas, De Jasper, De Koe, Het Wittepaard, De Veerschuit, De Wind, De Zeeman, De Prolpot, De Oude Dekker, De Bezem en De Witte Bijl.
  • Cornelis Honig tenslotte bezat 21 molens dit waren allen oliemolens: De Dood, De Haan, De Jonker, Het oude Kalf, De Kat, De Quak, De Kikkert, De Ooievaar, De Paap, Het Pink, Het Vette Schaap, Het Varken, De Windhond, De Oude Zwan, De Wandelaar, Het Windei, De Strijd, De Verdwaalde Boer, De Oude Visser, De Kaver en De Broodkorf.

Deze Cornelis Honig had zijn eigen molenwerf met molenmakerswerkplaats nabij het Broodkorfspad om het onderhoud van zijn vele molens uit te voeren. Zijn zoon Gerrit, die eigenaar was van houtzaagmolen De Tulp, was zeer succesvol in de houthandel en liet door architect Immink aan de Lagedijk het Italiaans aandoende woonhuis bouwen dat nu onderdak biedt aan apotheek Groesbeek.

Dit fraaie huis was wel een trendbreuk met de Zaanse houtbouw, maar dat gebeurde in die tijd steeds vaker bij de huizen van Zaanse industriƫlen.
Hetzelfde pand als boven in de huidige tijd.

Ook beschikten de vier families elk over een huisknecht die, in de tijd dat er nog geen telefoon was, boodschappen naar de molens bracht.

Het Pink
Dat van deze 42 molens uiteindelijk, na het verbranden van molen De Haan in 1921, alleen molen Het Pink is overgebleven mag nog een wonder heten gezien zijn belevenissen in het verleden. In 1792 ontstond brand door het breken van een maalsteen. In 1915 gebeurde dat nogmaals door blikseminslag. In 1926 brak door een plotselinge windvlaag de kop van de molenas en bleven de wieken ternauwernood hangen boven de stelling. De molen we daarna hersteld met de molenas van de niet meer in gebruik zijnde molen De Jonker. Als doofpot bleef deze achter tot hij in 1932 tot stellinghoogte werd afgebroken en uiteindelijk in 1940 geheel werd gesloopt.

Teun Boot maakte hierover destijds het volgende gedicht:
De laatste Kooger Molen
Wel Pink wat sta je nu alleen.
Je vrienden en vriendinnen
Die gingen allen van je heen.
Wat moet je nu beginnen?
Het molenleger is heengegaan.
De meesten door verbranden.
Ook gingen er veel van de baan,
Door wrede slopershanden.
De Haan was trots op zijn figuur
En vast niet zonder reden;
Daar komt het al verterend vuur
En slaat hem naar beneden

Rolf Stigter