Historische Vereniging Koog-Zaandijk

Molens verdwenen door aanleg spoorlijn

Zoals in andere tijden 8 te lezen was waren in de Koog omstreeks 1850, als men alleen al in Noordwestelijke richting keek, minstens 12 molens te zien. Maar hierin zou na bijna 300 jaar door de uitvinding van de stoommachine snel verandering komen. Doordat de toepassing hiervan in molens moeizaam was ging men weldra over tot het bouwen van stoom gedreven fabrieken. Hierdoor vervielen de molens al snel door tekort onderhoud.

Aan de Lagedijk in Zaandijk werd een ereboog opgericht ter gelegenheid van het openen van de spoorlijn Zaandam/Uitgeest in 1869. Aan weerszijden van de ereboog stonden twee beelden die daar geplaatst waren om de ereboog meer allure te geven. Links het beeld van de godin Diana, de Griekse godin van de jacht.

Ook veranderde het molenlandschap al snel door de aanleg van spoorwegen in het molengebied. Nadat allereerst het traject Den Helder/Alkmaar in 1865 gereed gekomen was werd dit in 1867 gevolgd door Alkmaar/Uitgeest. Het traject Uitgeest/Zaandam werd in 1869 geopend. Dit was voorlopig het eindpunt omdat het IJ nog drooggelegd en het Noordzeekanaal moest worden gegraven.

Voor dit laatste traject moesten in Zaandijk en de Koog diverse molens afgebroken of verplaatst worden. Dit kwam tamelijk onverwacht aangezien de Staat der Nederlanden “vergeten” was het bestuur van de polder Westzaan bijtijds over het traject te informeren. Papiermolen De Hobbezak stond aan de Kerksloot te Zaandijk. De spoorlijn kwam dwars door de zeer lange droogschuur van deze molen te lopen. Hierdoor kwam het bedrijf in 1868 aan weerszijden van de spoorlijn te liggen. Drie jaar later in 1871, werd de molen en zijn gespleten schuur alsnog voor sloop verkocht. Ook de paltrokmolen De Groene Jager stond in de weg. Deze balkenzager, die aan de Relkenpadsloot te Koog a/d Zaan stond, werd in 1868 afgebroken om ruimte te geven aan de spoorlijn en iets oostelijker aan dezelfde sloot herbouwd. Hij kreeg wel de nieuwe toepasseljke naam De Lokomotief.

In 1903 verbrandde in oost Zaandam paltrokmolen De Gekroonde Poelenburg. De Lokomotief werd aangekocht, afgebroken en overgeplaatst naar de standplaats van de verbrande Poelenburg en nam de naam over van zijn voorganger. In 1964 werd deze paltrokmolen andermaal afgebroken en onder dezelfde naam “De Gekroonde Poelenburg “herbouwd aan de Zaanse Schans.

Ook van veel agrarische bedrijven werden de landerijen in tweeen gedeeld en werden tal van molenpaden doorsneden door het spoor. Toch zag men het belang van de spoorverbinding in en werd er in Zaandijk tijdens de ingebruikname op 1 november 1869 een feestelijke eereboog opgesteld in de tuin tegenover Lagedijk nr.56. De (molen)industriëlen van de Zaanstreek vierden daar dit heugelijke feit.

Bij veel industriëlen drong het besef door dat werkelijk “Andere Tijden” waren aangebroken en dat zij moesten overschakelen op nieuwe producten of andere productiemethoden. Voorbeelden hiervan zijn Claas Honig met zijn 21 oliemolens wiens ene zoon overschakelde op de fabrieksmatige productie van stijfsel en twee andere zoons voortaan produceerden in de stoomoliefabrieken “Het Hart en De Zwaan en “De Kroon.

Ook het bedrijf van Duyvis splitste zich op en vormde in 1885 zijn molenwerf om tot machinefabriek. Het bedrijf met veel kennis van het gaandewerk in de molens legde zich op de productie van machines toe.

In een bedrijfsbrochure wordt het ontstaan van de fabriek als volgt beschreven:
Duyvis had in het begin van de 18e eeuw verschillende olie- en pelmolens in bezit. In 1825 was Teewis Duyvis hier eigenaar van en werd hij ook de oprichter van de stoom-oliefabriek T. Duyvis Jz. te Koog a. d. Zaan. Momenteel bij iedereen bekend als de Duyvis pinda’s en nootjes. T. Duyvis had vier zonen. In die tijd was het gebruikelijk dat de oudste zoon het bedrijf over nam en zou voort zetten. De vierde zoon, Pieter Matheus Duyvis moest maar wat anders gaan doen en uiteindelijk werd hij de oprichter van machinefabriek P. M. Duyvis. Dit deed hij samen met medeoprichter D. W. Stork, werknemer van Gebr. Stork & Co te Hengelo. Duyvis was 28 jaar en Stork 30 jaar, allebei afgestudeerd aan de TU in Delft. Beide heren waren het er over eens dat een machinefabriek in de Zaanstreek reden van bestaan had. Vanaf de oprichting in 1885 tot het jaar 2000 was het een algemene machinefabriek waar men o.a. liften maakte en meewerkte aan de realisatie van de Hembrug. Vanaf 2000 specialiseerde het bedrijf zich in machines voor de cacaoverwerking. Een tweetal strategische overnames maakte de basis breder waardoor een totaalpakket van machines voor cacaoverwerking tot chocola ontstond. Vooral sinds deze specialisatie is het bedrijf sterk gegroeid.

Rolf Stigter