Historische Vereniging Koog-Zaandijk

Zegeltjes

In de zomer van 1935 was mijn vader net klaar met de handelsdagschool en voor het slagen van het eindexamen had hij misschien wat geld gekregen. Of had hij wat verdiend achter de kar van Gerrit Teeling? Want bij gebrek aan beter werkte hij een poosje als hulpje bij de groenteboer.

Een huisvrouw op het Hazenpad vroeg aan Gerrit of de peren vers en sappig waren.

Ien en al sop, juffrouw…”. was het antwoord.

Zo werden huisvrouwen aangesproken. Juffrouw.
Bij de groenteboer had pa ook nog wel wat anders geleerd.

Op zaterdag hadden de meeste mensen een loonzakje van de baas ontvangen dus dan kwamen de bakkers, slagers en groenteboeren ook om hun geld, want de rest van de week ging het gewoonlijk op de pof. “Ken ik vangen juffrouw?”

“Kaik,’ zei Gerrit, “den zeg je hoeveul ’t is, en je houe de knip in je rechterhand. Vierentachtig cent, juffrouw.”

“Zai geeft je een gulden. Die pakke je an met je linkerhand, en den zette je de knip der bovenop. Met je rechterhand skarrel je een dubbeltje, een stoiver en een cent deroit, en dat geve je d’r. “Alsjeblieft, juffrouw, zestien centen terug.” Den zegt zai meskien: “Ik gaf je een riksdaalder, zeun.”

“Den hale je de knip van je linkerhand en je houe die hand onder d’r neus, met die gulden d’r nag in en je zegge, “kaikeres juffrouw, deuze gaf je main.”

“Nô,” vervolgde Gerrit, “den zegge ze gelaik niks meer. Maar je hebbe d’rbai, die perbere ’t tellekes weer.”

Kijk, dat leerde je niet op de handelsdagschool.

Hoe dan ook, Pa had een beetje geld. En hij had een postzegelalbum. Een uitgave van Paul Koch Verlag in Aschersleben, Sachsen-Anhalt. Diep in het vooroorlogse Duitsland.

Kennelijk was een Nederlandstalige uitvoering niet te krijgen. Het moet nog een duur ding zijn geweest, en dat met Oma d’r kleine inkomentje…

Toen mijn ouders in de jaren tachtig verhuisden van de Tuinkade naar hun nieuwe huis in Zuid-Scharwoude, was het album op de zolder terechtgekomen. Daar heeft het dertig jaar liggen sluimeren. Op die zolder kwam nooit iemand, behalve muizen.

Maar toen vader overleed in 2015, kwam het tevoorschijn, gelukkig ongehavend, en werd het aan mij toevertrouwd.

De tragiek met dergelijke verzamelboeken is dat ze verouderd zijn op het moment dat je ze koopt. Want ze bevatten alleen verleden; geen heden en al helemaal geen toekomst. Dus geen enkele zegel die nu of in de toekomst verschijnt, kan erin. Daar kwam vader natuurlijk ook al snel achter, en de zegels van 1932 en later had hij dus maar op een blocnotevelletje geplakt….. Dat blaadje is nu wat vergeeld en gerafeld maar het zit er nog steeds in.

Het was moeilijk om aan postzegels te komen. Als je vader ergens directeur was of zelfs maar kantoorklerk, dan nam die wel ’s wat mee van kantoor. Pa kende die luxe niet. Zijn vader was al meer dan tien jaar daarvoor overleden. Maar… met dat beetje geld van ‘m kon hij gewoon naar het postkantoor fietsen, waarschijnlijk dat gebouw met dat torentje zo’n beetje op de hoek van de Hoogstraat en de Stationsstraat, en aan het loket de nieuwe zomerzegels 1935 kopen. Gewoon, kopen! En dat deed hij dus. Totaal zevenenveertig cent, inclusief de toeslagen voor goede doelen. Vandaag de dag wordt het setje te koop aangeboden voor vijftien euro. Hm, geen gek rendement.

Vol trots moet hij met zijn nieuwe aankoop naar huis zijn gefietst en zijn aanwinst aan moeder hebben getoond. En vervolgens de zegeltjes zorgvuldig met een plakkertje aan dat blocnotevelletje hebben toevertrouwd.

Ik heb nu gelukkig alle tijd om me weer eens met zoiets als postzegels bezig te houden. Het is eigenlijk best leuk. En vooral dat zomerserietje uit 1935, daar beleef ik onverwacht plezier aan.

Dat had vader zesentachtig jaar geleden niet kunnen bevroeden….