Historische Vereniging Koog-Zaandijk

Ratten

Niet alleen mensen vinden cacao en chocolade een lekkernij. In de oorsprongslanden van de cacaoboon kun je regelmatig apen en eekhoorns (op Java = Klapperrat) zien die zich rijkelijk tegoed doen aan de vrucht. De boeren kunnen aan de apen niets doen want apen zijn beschermde dieren.

Door Thijs de Gooijer

In ons land vind je geen apen, behalve de aap die in de jaren ’30 van de vorige eeuw ontsnapte uit een circus en een kleine week de inwoners van Koog aan de Zaan de stuipen op het lijf joeg. Met name in de avonduren als men naar bed ging gluurde de aap door het slaapkamerraam, wat een enorm gegil van de vrouw des huizes tot gevolg had. Ook was hij in de nachtelijke uren gezien bij een bekende cacaofabriek in de Koog. (Zie cocoa-valley deel 6 voor het hele verhaal)

Nee, in ons land is het ongedierte wat zich tegoed doet aan de cacao of daarin huist. Allereerst is daar de cacaomot. Dit beestje is altijd te vinden waar cacao wordt opgeslagen. Het vermenigvuldigt zich zo snel dat als je geen maatregelen treft het een ware plaag wordt. Het hele traject van gelegd eitje tot rups-pop-vlinder duurt ongeveer een maand. En dan legt de nieuwe vlinder opnieuw eitjes, enz,enz. Aangezien de cacao in poedervorm wordt gecontroleerd op insectendelen kan dit afkeur tot gevolg hebben als er te veel insecten-deeltjes worden gevonden.

Molen de Huisman nog aan het Blauwe Pad. Aan de sloot gelegen opslag is een ideale plaats voor rattenbezoek. Later is de Huisman naar de Zaanse Schans verhuist waar de molen bovenop de schuur van de Haan werd gezet.

Andere dieren die verzot zijn op het bruine goedje zijn de muizen en ratten. Vaak werd cacao opgeslagen in pakhuizen waar vroeger het oliehoudende zaad voor de oliemolens in werd bewaard. Zo’n pakhuis stond meestal aan een sloot of aan de Zaan waar de dekschuiten langs konden liggen om de zakken te lossen. Tsja, langs de sloot zo’n lekkernij bewaren dat is vragen om problemen. Binnen niet al te lange tijd had je de hongerige knaagdieren over de vloer.

De Zaanstreek was ook ooit een muizen-gebied. Echter, er kwamen ook veel ratten voor. Zij vraten soms flink wat voorraad op. Vlak na de oorlog becijferde men dat de ratten jaarlijks voor een heel groot bedrag (tonnen) aan allerlei zaden opvraten. Regelmatig werd er dan ook een programma opgestart om de ratten te verdelgen. Met wisselend succes want de Zaankanter was niet te netjes met wat er in de sloten werd gegooid. Soms was het beter een rattenvanger aan te schaffen. Dit was een soort terriër. In de Zaanlander van 1929 wordt vermeld dat zo een felle hond in de avonduren maar liefst 35 ratten wist te doden, ook katten werden ingezet. Een stevige kat op de boerderij ving gemiddeld 20 muizen per dag. Ruim 7000 per jaar dus.

In de schepen die cacao aanvoerden wemelde het ook vaak van ongedierte. Soms was het zo erg dat het ‘vergast’ werd. Ook voor de mens een schadelijk product zodat het schip voordat de mannen erin gingen om te lossen een aantal dagen gelucht moest worden.

In de molens was het vaak niet anders. Als men in de opslag aan de laatste balen zaad of cacao toe was stonden er al wat mannen klaar met flinke stokken om de populatie knagers die onder de balen vandaan kwam een kopje kleiner te maken.

Zo ook bij een oliemolen die net als zovele van zijn broeders in zijn nadagen cacao maalde. Toen de voorraad zodanig was geslonken dat men die dag aan de laatste cacaobalen toe was werd er een plannetje gemaakt om voorgoed af te rekenen met die ongewenste bewoners van de molen die zich alleen maar in het donker lieten zien. Enkele molenaars vertelden al dat zij schimmen hadden gezien van “grote kokkers van rotte”, en: ”De katte durruve de skuur niet meer in zo groot as ze benne”. Hierbij werd wel eens wat overdreven en als de maat van de ‘rot’ werd aangegeven dacht de neutrale toehoorder dat ze het over een kleine hond hadden.

Cacao uit de oceaanreus “Sissili River” in 1982 bestemd voor de Zaanstreek. Bij de laatste balen moest men even oppassen.

Niettemin werden op de dag dat de voorraad bijna op was alle gaten in de schuur gedicht. Ook de kattengaten waar de katten van de molenaar in – en uit konden lopen werden afgesloten. Schotten en dikke planken werden tegen de zijkanten gezet zodat ontsnappen voor ‘Jan Rot’ onmogelijk was. Slechts één gat werd opengelaten. Daar zouden de ratten dan naar toe gaan en zouden ze worden doodgeknuppeld. Twee grote molenaars met knuppels stonden daar al paraat.

Toen de laatste balen met enkele flinke rukken door de molenaars werden weggetrokken begon de kermis. Luid krijsend stoven de ratten alle kanten op, ze vlogen tegen de muren op en vielen naar beneden om opnieuw tegen de muur op te vliegen. Er werd geknuppeld en geslagen dat het een lust was, een grijze deken van stof begon zich in de schuur te vormen en het zicht werd steeds slechter. De mannen bij het gat stonden daar inmiddels flink hun mannetje en enkele dieren lagen daar al dood. Echter, een fors exemplaar van een ‘rot’ met een lange staart stoof zo krijsend op de mannen af dat deze hun moed verloren en zich vastgrepen aan de muur en tegelijk hun benen flink optrokken. Eén van de mannen, Gerrit genaamd, verloor echter zijn grip en viel naar beneden, vlak voor het gat waar de rat zijn ontsnapping zag. Gerrit gaf een schreeuw van angst. Maar het beest nam een sprong over Gerrit heen en verdween door het gat de vrijheid tegemoet. Gerrit krabbelde overeind onder het gelach van de andere molenaars. Toen ze wat later aan de thee zaten met een eindje ‘loert’ (worst) trilde Gerrit nog een beetje, het was ook zo’n grote ‘rot’… en zo vlakbij zijn gezicht.

Gelukkig gaat het tegenwoordig heel wat beter met de opslag. Vroeger werd alles ‘mee gemalen’, dat wil zeggen dat een dikke 100 jaar geleden alles onder de molensteen ging wat uit de zakken kwam, inclusief de uitwerpselen van de katten, muizen en ratten. Alles werd fijngemalen. Het proces in de moderne fabrieken kun je niet meer vergelijken met wat er in de molens gebeurde. Alles wordt gereinigd en gesteriliseerd zodat aan de strengste eisen wordt voldaan op het gebied van voedselveiligheid.

Molen de Zoeker aan de Zoekersloot te Zaandijk. Foto 1965. In 1968 verhuist naar de Zaanse Schans. Molenaar Kit maakte chocoladekoekjes. Het rook er heerlijk naar cacao.

Molen De Zoeker aan de Sluissloot te Zaandijk maalde ook cacao. Molenaar Kit daar maakte zelf sukkelakoekies. Daar zaten zelfs nootjes in. De molenaar produceerde van cacao-afval uit de fabrieken een soort koeken die dan beter in de extractiefabrieken konden worden verwerkt. Daar werden dan de laatste restjes boter uit gehaald. Het vak had hij al geleerd in De Zaadzaaier op de Hemmes en ook in de Oranjeboom van de grote cacaobaas Jan Huijsman. Hij maakte dus zelf een soort chocolade-koekjes, al smaakte het wat muffig volgens bezoekers aan de molen. Niet vreemd als je het bovenstaande hebt gelezen. Maar toch, de auteur Klaas Abraham Knaap ging eens op visite, hij schrijft in zijn verhaal dat er een heerlijke lucht in de molen hing van cacao. Dezelfde geur die nu nog in de Zaanstreek te ruiken is.

Bronnen: GAZ, Roepke, De Windbrief, K.A. Knaap, foto’s archief Th. de Gooijer

Molen de Oranjeboom (links) waar molenaar Kit nog voor Cacaobaas Huijsman heeft gewerkt