Historische Vereniging Koog-Zaandijk

De Grote Zaanse Geldverdwijning

Aan de oevers van de Zaan, op de plek waar nu de Zaanse Schans ligt, kwam 75 jaar geleden ’s lands rijkdom in bankbiljetten aan een einde. Maar toch gingen al die miljarden niet verloren.

De geldzuivering van 1945
Na de oorlog lag de Nederlandse economie volledig in puin; het land was vijf iaar lang systematisch leeggeroofd. De Duitse bezetter had zijn uitgaven altijd betaald door middel van een haast onbeperkte uitgifte van waardepapier waardoor het land overstroomd was geraakt met geld. Dat kon onbeteugelde inflatie tot gevolg hebben waardoor het berooide land na de bevrijding nog verder dreigde te ontwrichten. Er was nóg een heikel probleem dat een onmiddellijke aanpak vereiste: de gigantische oorlogswinsten die profiteurs en zwarthandelaars tijdens de bezetting op onoirbare manier hadden gemaakt. Al tijdens de oorlog waren in het diepste geheim plannen gesmeed om direct na de bevrijding een enorme en nog-nooit-vertoonde geldzuivering te organiseren om deze problemen het hoofd te bieden. Dit mega-project werd voorbereid en uitgevoerd onder leiding van de eerste naoorlogse Minister van Financiën, Pieter Lieftinck.

Pieter Lieftinck

Toen Lieftinck nog maar net twee weken in functie was, verklaarde hij alle biljetten van tien gulden in, éen klap ongeldig, 6 juli 1945, gevolgd door al het overige Nederlandse papiergeld (26 september). Iedereen kreeg steeds een week om al zijn bankbiljetten naar een bank te brengen, waar ze voor onbepaalde tijd op een geblokkeerde rekening werden gezet. Wie niet kon bewijzen het geld op een eerlijke wijze verkregen te hebben, kon naar zijn of haar fortuin fluiten. Dit was een vérgaande maatregel: normaal gesproken dient een aanklager aan te tonen dat een verdachte schuldig is; bij de geldzuivering gold een omgekeerde bewijslast.

Alles moest worden geregistreerd, inclusief effecten, buitenlandse deviezen, nieuwe levensverzekerings-contracten, pas afgesloten hypotheken en de inhoud van kluizen. Alleen muntgeld bleef buiten de zuivering. Salarissen werden in die laatste september-week even niet uitbetaald om het system niet in de war te gooien; de week daarop waren de loonzakjes dus dubbeldik. ln die week moest iedereen rond komen van precies hetzelfde bedrag: het beroemde tientje van Lieftinck (eigenlijk niet één tientje maar vijf biljetten van één gulden en twee van een rijksdaalder zodat de mensen wisselgeld hadden). Na die weken werd het vastgezette geld geleidelijk gedeblokkeerd en vervangen door verse bankbiljetten, die in Londen waren gedrukt.

Pas in 1952 werden de laatste bedragen vriigegeven en kon de geldzuivering worden afgesloten. In zeven jaar tijd had Lieftinck de Nederlandse economie grondig gesaneerd. De geldzuivering bleek onbedoeld een enorme stimulans voor het bankwezen: dankzij de zuiveringsmaatregelen had voor het eerst in de geschiedenis bijna iedereen een bank- of girorekening geopend. [Bron: Van Hasselt, Laura en Hoffman, Hein: “Tientje Van Lieftinck”, Andere Tijden 1 maart 2001 (internet
toegang 04/09/2019).
]

Maar wat gebeurde er met die reusachtige papierberg van ongeldige bankbiljetten?

In het gele kader de fabriek van De Haan aan de kalverringdijk. De brug over de Zaan is de Julianabrug. Archief HVKZ.
De houtmeelfabriek “De Haan” aan de Kalverringdijk omstreeks 1956. Daarnaast molen “De Huisman.” Foto: R. van Houten, Noord-Hollands Archief / Provinciale Atlas Noord-Holland, 5358.

De vernietiging van ongeldige bankbiljetten
Nadat zij op 17 oktober 1945 een offerte aan de Nederlandse Bank had uitgebracht werd Handelsonderneming Van der Woude & Fabisch, Rokin 30 te Amsterdam, belast met de uitvoering van de operatie ter vernietiging van het ingezamelde papiergeld. Er was geschat dat er zo’n 200 ton aan bankpapier moest worden verwerkt. De firma Van der Woude & Fabisch beweerde te weten hoe dat moest, namelijk door middel van vermaling in hamermolens waardoor papierwol zou worden verkregen, een product waaraan volgens de firma “dringend behoefte bestond”. Van der Woude & Fabisch beloofde dat de vermaling “met de grootste zorgvuldigheid” kon plaatsvinden “door inschakeling van ons bedrijf in de Zaanstreek, onder toezicht van één onzer heren.” Er werd verwacht dat “bij geregelde aanvoer” het karwei in tien weken kon worden geklaard. Kosten: 9 gulden per 100 kg.

Desgewenst kon de firma ook het vervoer regelen. Tevens wilde Van der Woude zich gaan belasten met de verkoop van de papierwol; hij beschikte daartoe over de nodige contacten en was zeker in staat een hogere prijs voor het papierwol te bedingen dan waartoe hij de Nederlandse Bank zelf in staat achtte. Hij schatte (weliswaar geheel vrijblijvend) dat de papierwol wel tien gulden per 100 kg. zou kunnen opbrengen. Toch maar mooi een gulden winst per 100 kg! Ten overvloede herinnerde hij de Nederlandsche Bank er fijntjes aan dat door hem ook de verkoop te gunnen, het algemeen belang zou worden gediend. [Brief Handelsonderneming Van der Woude & Fabisch aan de Nederlandsche Bank van 17 oktober 1945 ,,onder referte aan ons aangenaam mondeling onderhoud van heden met Uwen zeer geachte heer Bijleveld”, Nationaal Archief, Den Haag, Toegang 2.25.68, inventaris no. 45886.]

“Ons bedrijf in de Zaanstreek” bleek de Meelmaalderij “De Haan” van de Firma Gebroeders Groot te Zaandijk. In krap een halfjaar (van 3 december 1945 tot en met 11 mei 1946) zette deze fabriek bijna vijf miljard gulden [De Nederlandse geldvoorraad werd in 1945 geschat op 5,6 miljard gulden (Laura van Hasselt en Hein Hoffman, Ops. Cit.); het ingezamelde bedrag kwam hier uiteindelijk dus dichtbij.] in bankbiljetten om in balen papierwol. [Dit moet voorlopig als een schatting worden beschouwd aangezien dit bedrag het resultaat is van een snelle berekening (resultaat: 4.738.316.199 gulden) op basis van periodieke rapportages door de controleurs van de Nederlandsche Bank en het niet duidelijk is of deze volledig zijn.]

De fabriek was de bakstenen opvolger van de windmolen “De Haan”, die daar tot 1904 had gestaan en eeuwenlang gort had gepeld, de laatste jaren eveneens door de Gebroeders Groot. De fabriek maalde nog steeds, maar inmiddels met behulp van krachtige elektrisch aangedreven motoren. [De fabriek “De Haan” is in de jaren zestig afgebroken om plaats maken voor de Zaanse Schans.]

De houtmeelfabriek “De Haan” aan de Kalverringdijk. Links molen “De Kat” en “De Gekroonde Poelenburg”. Foto: R. van Houten, Noord-Hollands Archief / Provinciale Atlas Noord-Holland, 5469.

Beveiliging was een serieuze zaak
Nadat de bankbiljetten door het publiek bij de plaatselijke banken waren ingeleverd, werden deze in pakketten samengebonden en verzameld op een tiental in het land verspreide inzamelpunten, alles onder toezicht van de Nederlandsche Bank. Vandaar werden ze met vrachtauto’s naar Zaandam vervoerd om aan de westoever van de Zaan op dekschuiten te worden overgeladen. Daarna ging het onder zwaar bewapende begeleiding door de marechaussée naar de fabriek De Haan aan de Kalverringdijk. Het lijkt erop dat de Gebroeders Groot, voor dit bijzondere vermalingsproject extra tijdelijk personeel hebben moeten aantrekken.

Bruggen over de Zaan zagen regelmatig een sleep dekschuiten voorbijkomen, vol geld. Het moet een bijzonder schouwspel zijn geweest. Nog vreemder was het om miljoenen tientjes (122.249.479 om precies te zijn), “geeltjes” (60.393.353) en briefjes van duizend (498.807), netjes in pakketjes gebundeld, dag in dag uit in de hamermolens te scheppen. [Nationaal Archief, Den Haag. Toegang 2.25.68, inventaris no. 45889.] Alleen vergelijkbaar met Dagobert Duck die in zijn geldpakhuis zwemt.

De beveiliging van alle fasen van het transport werd serieus ter hand genomen. Er werden speciale regelingen getroffen teneinde de dekschuiten en hun lading afdoende te bewaken, dag in dag uit in de hamermolens te moeten scheppen ook als deze ’s nachts en tijdens de weekeinden in het kleine haventje van de fabriek “De Haan” op vermaling lagen te wachten. Tijdens werkdagen en het vermalen zelf, zagen controleurs er scherp op toe dat geen enkel briefje aan vermaling ontkwam.

Op een dag in April 1946 bleek dat er tóch een paar pakjes bankbiljetten waren verdwenen. Er werd één stapeltje 25 gulden- en één pakje van tien gulden biljetten vermist. Hoe de vermissing werd ontdekt is een raadsel. Misschien werden de biljetten en het geproduceerde papierwol voor en na de vermaling zorgvuldig gewogen en viel daardoor een verschil van een paar ons onmiddellijk op. De weeg-apparatuur moet van uitstekende kwaliteit zijn geweest en de controleurs uiterst alert. Al snel had de politie een verdachte op het oog: Cornelis (hij zal wel Cor of Kees zijn genoemd), een 23-jarige boerenzoon uit Westzaan die als tijdelijke kracht in de fabriek was aangesteld.

ledereen werd aan de tand gevoeld. Ook de 42-jarige Dirk Groot, één van de gebroeders vennoten werd door de politie gehoord. [Proces-verbaal Nationaal Archief, Den Haag. Toegang 2.25.68, inventaris no. 45886, 45887 en 45890.] Zijn vriendelijke woorden en vaderlijk oordeel over de verdachte redden de jongen uiteindelijk van een strafblad zoals zou blijken. Uit het proces-verbaal van zijn ondervraging: “lk ben fabrikant van papierwol” het welk in mijn maalderij, gelegen aan de Kalverringdijk te Zaandam, door middel van een slagmolen wordt vervaardigd. Van 3 December 1945 tot vandaag (18 April 1946) heb ik in opdracht van de Nederlandsche Bank te Amsterdam, de uit de circulatie genomen bankbiljetten tot papierwol geslagen. Vervolgens beschreef hij het werk van de, inmiddels gearresteerde, jongeman: “Hij werkte in mijn maalderij aan de bank waar de door de Nederlandsche Bank mij gebrachte pakketten bankbiljetten, welke met bandijzer, touw, enzovoort waren samengebundeld, werden losgemaakt om vandaar in den slagmolen te worden gedeponeerd. Het geheel stond onder controle van vijf controleurs van de Nederlandsche Bank”. Dirk Groot vervolgde zijn betoog tegen de rechercheur met een karakterschets van de verdachte. Hij had “ervan opgekeken” toen hij besefte dat de jongen hiervan werd verdacht. Hij kende hem “als een eerlijke jongen die misschien wat impulsief had gehandeld toen hij in een onbewaakt ogenblik een paar pakketjes in zijn overall had laten glijden met de bedoeling deze als curiositeit te bewaren”. Kortom, de arme jongen was niet zo slim en hij had zeker niet de bedoeling gehad de Nederlandsche Bank te benadelen, meende Groot.
Bovendien “werkte de vader van de jongen ook op de fabriek en die genoot mijn volste vertrouwen; hij was plichtsgetrouw, eerlijk en ijverig” Ook één van betrokken controleurs die een moment niet goed hadden opgelet, nam het in een brief krachtig voor de beschuldigde jongen op: “hij is een sukkelachtige, enigszins achterlijke boerenjongen die niet de indruk maakt van een misdadige geaardheid”. Door zo veel ondersteuning en begrip liet de politie commissaris uit Zaandam zich snel overtuigen: er werd besloten de zaak te seponeren. De achterover gedrukte bankbiljetten werden alsnog vermalen. Voor Cornelis liep het met een sisser af.

De verkoop van Papierwol
Handelsonderneming Van der Woude & Fabisch had tevens de opdracht ontvangen om de papierwol te verkopen. Maar de afzet bleek geenszins eenvoudig zoals al gauw duidelijk zou worden.

Vanaf de Meelmaalderij van de Gebroeders Groot werd de papierwol per schuit naar het pakhuis “Zaans Veem” in Zaandam gevaren en daar opgeslagen wachtend op uitvoer. Een gedeelte kon worden afgezet bij de fabriek van de firma Kan in Zaandam die “vulstoffen in elke gewenschte fijnheid, o.a. houtmeel, houtex, papiervulstof, etc.” fabriceerde ten behoeve van o.a. de poppen- en meubelindustrie.

Op een bepaald mornent was Van der Woude & Fabisch er in geslaagd om 51000 kg. wol naar België te verkopen. Maar daarna stagneerde de verkoop. De behoefte aan papierwol was bij nader inzien toch niet zo dringend als aanvankelijk gedacht. Pogingen om kopers te vinden in Engeland, Frankrijk en zelfs Zwitserland leden schipbreuk. Uiteindelijk kon Van der Woude & Fabisch de resterende papierwol voor een schamele 4,50 per 100 kg. voor rekening van de Nederlandsche Bank van de hand doen. Het algemeen belang schoot er dus uiteindelijk “economisch” niet zoveel mee op.

Een gevolg van de stagnatie in de verkoop was dat de Gebroeders Groot met een groeiende berg papierwol op hun fabrieksterrein bleven zitten. Acht maanden na het einde van het vermalingsproject (het was inmiddels al 1947) droegen zij nog steeds de zorg voor de opslag van zeker 30.000 kg. papierwol, die was achtergebleven. Dat ging zo niet langer, ook omdat zij de ruimte zelf dringend nodig hadden. De berg was eigendom gebleven van de Nederlandsche Bank, dus stuurden de Gebroeders in januari 1947 een brief naar de Bank waarin gedreigd werd om opslagkosten in rekening te gaan brengen (dat was kennelijk nooit in het contract bedongen). Niet duidelijk is hoe lang de Nederlandsche Bank de balen papierwol nog op bij de Meelmaalderij De Haan heeft laten staan.

Van zwarthandelwinsten tot stoelzittingen
Het blijft een zeldzaam verhaal: hoe de Gebroeders Groot in hun fabriek aan de Kalverringdijk vrijwel de gehele Nederlandse geldvoorraad in luttele maanden deden verdwijnen. En hoe dankzij hun hamermolens al dat geld ongezien kon voortleven in ontelbare meubelzittingen en leven gaf aan wellicht duizenden teddyberen.

Fedde Jan Groot