Historische Vereniging Koog-Zaandijk

… Lagendijk 41, de Johanna Elisabeth Stichting

Weldadigheid voor wezen en ouderen

De Johanna Elisabeth Stichting, nog met de brug over de wegsloot (afb. GAZ)

In Koog aan de Zaan staat tussen de weinig opvallende huizen en een aantal fabrieken een pand dat de aandacht trekt door zijn bijzondere architectuur: het voormalige Doopsgezinde weeshuis ofwel: de Johanna Elisabeth Stichting.

Naar aanleiding van het honderdjarig jubileum in 2011 volgt in deze bijdrage een historisch overzicht van stichting en gebouw.

Nalatenschap Hendrik Sweepe

De Johanna Elisabeth Stichting is voortgekomen uit de nalatenschap van Hendrik Sweepe jr. (1818 – 1892). Hij was bakker in Zaandijk en diaken en voorlezer in de doopsgezinde gemeente. In 1841 trouwde hij met Johanna Elisabeth Barnouw. Zij beviel in 1845 van een dochter maar overleed kort na de geboorte van het kind.

Het meisje, dat oorspronkelijk Maartje was genoemd, kreeg nu de namen Johanna Elisabeth. Ze overleed in 1879. Het zal duidelijk zijn waaraan de stichting zijn naam heeft ontleend.

Vader Hendrik Sweepe jr. overleed in 1892 en werd in Koog aan de Zaan begraven op het kerkhof achter de Koger kerk. Na zijn overlijden bleef Sweepe’s huishoudster Jansje Scholtens tot haar dood in 1906 in zijn huis wonen met een jaargeld en recht op vruchtgebruik van de nalatenschap.

Het oude weeshuis op de Schipperslaan (foto: GAZ)

Een nieuw doopsgezind weeshuis

In zijn testament had Hendrik Sweepe bepaald dat een deel van zijn nalatenschap moest worden gebruikt voor een nieuw huis voor wezen en ouderen van de doopsgezinde gemeente Koog aan de Zaan, ter vervanging van het oude weeshuis aan het Stinkpad (later Schipperslaan) aldaar.

Dat weeshuis stamde uit 1698 maar bleek na tweehonderd jaar niet meer te voldoen. Als executeurs van zijn testament had Sweepe mr. Meindert Donker en Jacob Breet Cz. aangewezen, maar de feitelijke uitvoering van Hendriks testament liet nog een aantal jaren op zich wachten.

Omdat het aantal wezen terugliep beraadde de kerkenraad zich over de vraag hoe de nalatenschap uit te voeren, maar besloot toch de wensen van de erflater te volgen. In 1906 kocht de Doopsgezinde gemeente een stuk grond aan de Lagendijk en het huis van Klaas Honig, op Lagendijk 41, nabij de Boschjesstraat in Koog aan de Zaan. Dit huis deed nog enige jaren, tot 1909, dienst als weeshuis.

Er werden diverse bouwplannen opgesteld voor het nieuwe huis, maar er was veel overleg nodig om alle meningen op één lijn te krijgen. Zo stuitte de voorgenomen plaatsing van de regentenkamer (op de verdieping) en de wachtkamer (op de begane grond) op bezwaren: men vreesde voor onrust in het huis door al het geloop bij uitdelingen.

In december 1909 volgde een openbare aanbesteding; daarbij kwam aannemer Gleysteen uit Hoorn als beste uit de bus. Het werd bovendien als een voordeel aangemerkt dat hij hoorde tot de doopsgezinde gemeente in Hoorn. De aannemer moest ook zorgen voor een brug over de toen bestaande wegsloot, al verdween die brug enkele jaren later door demping van diezelfde sloot.

Het huis van Klaas Honig (1839-1900), Lagendijk 41, olieslager met o.a. de molens
het Windei en de Paap. Schilder: Arend Groen (1868-1944) (afb. Ver. De Zaansche Molen).

Bouw

Naast een aanzienlijk kapitaal hoorde ook een forse inboedel tot Hendriks Sweepe´s nalatenschap. Die was bedoeld om het nieuwe weeshuis mee in te richten en werd tijdelijk opgeslagen in het oude weeshuis maar later bewaard in pakhuis ‘De Baars’ van papierfabrikant Honig; het deel van de boedel dat niet werd gebruikt werd geveild.

De eerste steenlegging vond zonder enig ceremonieel plaats en de bouw vorderde gestaag. Toch kwam er een kink in de kabel toen de aannemer halverwege het project met de noorderzon vertrok. Blijkbaar was hij toch minder degelijk dan zijn reputatie had doen vermoeden. Het gebouw werd voltooid door de firma Schuddeboom & Pierik uit Koog aan de Zaan.

Uiteindelijk werd het huis op 9 maart 1911 ingewijd onder plechtige toespraken van de kerkenraad. De lokale pers roemde het gebouw. Het Zaanlands Nieuws en Advertentieblad schreef enkele dagen later: ‘Het inwendige van het gebouw doet zien dat aan alle eisen van den tegenwoordige tijd is tegemoet gekomen.’

Ook was men te spreken over de bereikbaarheid van de verdieping: dat kon zowel met de trap als met een lift, die met de hand werd opgetrokken.

Interieur: de hal met de trap
En de eetkamer met portret van H. Sweepe op de schouw (foto’s: GAZ)

Architectuur

Het ontwerp voor het stichtingsgebouw was van de Wormerveerse architect Dirk Stam en bestond uit een mengeling van stijlmotieven uit de Hollandse renaissance en de barok en (toen) eigentijdse vormen.

Zo bevat het smeedijzeren hek dat de voortuin van de straat scheidt een Jugendstil zweepslagmotief. De gevel is opgebouwd uit machinale baksteen, gecombineerd met zandsteen en hardsteen.

De ingang wordt bereikt via een hardstenen trap en bestaat uit een dubbele paneeldeur met een gewelfde bovenrand en gewelfd kalf en een bovenlicht met blank glas in lood. In de topgevels zijn decoratieve smeedijzeren muurankers aangebracht. Op de bovenste verdieping hebben de ramen kruiskozijnen met glas in lood bovenlichten en Oudhollandse luikjes.

Wel en wee tijdens de mobilisatie 1914-1918

Omdat de voormalige weesvader en -moeder waren ontslagen wegens oneerlijkheid en drankmisbruik werd er naar nieuwe kandidaten gezocht om het huis te leiden. Die vond men in Dirk Kwadijk en zijn echtgenote Maartje Kwadijk-Ris die vanaf 1911 met hun zoon Dirk hun intrek in het huis namen.

De eerste tijd waren er niet veel aanmeldingen; veel ervan werden afgewezen omdat zij geen lid van de doopsgezinde gemeente waren. Later werd die eis losgelaten en kwamen er ook bewoners van andere kerkgemeenschappen. In januari 1914 overleed  moeder Kwadijk. Om in de vacature te voorzien werd als tijdelijke huishoudster de schoonzus van Vader Kwadijk, Antje Wiepjes aangenomen. In 1915 trouwden deze met elkaar; zij hielden twintig jaar, tot 1935, de leiding over het huis.

Ondertussen was de Eerste Wereldoorlog uitgebroken: Prins Hendrik kwam op bezoek als erevoorzitter van het Rode Kruis om te oordelen of het huis kon dienen als noodopvang in geval van oorlogshandelingen. Zo ver kwam het niet, wel nam het huis kinderen op van in Duitsland wonende Nederlanders die daardoor ontkwamen aan de toenemende honger in Duitsland. Later kwamen er om dezelfde reden nog enkele Oostenrijkse kinderen in huis. De weesvader had nog extra werkzaamheden als koster, en de verhuur van de catechisatiezaal voor vergaderingen en koorrepetities bracht ook het nodige werk met zich mee.

Hoewel Nederland neutraal bleef had het economisch verkeer ernstig te lijden van de oorlog en werden de voedsel- en brandstofvoorziening steeds moeilijker. Daarom besloot vader Kwadijk van een deel van de tuin een moestuin te maken. om zodoende verzekerd te zijn van verse groenten.

Achtergevel met uitbouw en een aantal bewoonsters + personeel n de tuin aan de achterzijde (foto: GAZ).

Verschillende Zaanse (doopsgezinde) fabrikanten leverden een bijdrage door kosteloos voedsel en brandstof te verstrekken. Er kwam nóg een fikse tegenvaller: door de gevolgen van de Oktoberrevolutie van 1917 leverden de Russische staatsobligaties geen rente meer op. Ook de stichting had een deel van het kapitaal belegd in Russisch staatspapier en zo werd een ogenschijnlijk solide belegging ineens waardeloos.

De jaren twintig en dertig

In 1919 bleken de gevolgen van de inmiddels beëindigde oorlog nog altijd merkbaar: voor  buitenschilderwerk van het huis was geen geld meer. Een onverwacht legaat bracht uitkomst. Ook de door derden intensief gebruikte catechisatieruimte leverde het een en ander op.

Dankzij steun van de doopsgezinde gemeenten van Koog en Zaandijk kon de Elisabeth Stichting het volhouden. Er kwam elektrisch licht ter vervanging van de gaslampen, alle bewoners kregen een eigen kamer en ook werden de slaapzalen tot kamers verbouwd. Het aantal bewoners bleef echter aan de lage kant zodat men contact zocht met andere doopsgezinden gemeenten uit de Zaanstreek om dit te verhelpen. De bewoners mochten nu hun kamers met eigen meubels inrichten, waarmee de noodzaak om (min of meer gedwongen) in de gemeenschappelijke ruimte te verblijven verviel.

Er waren ook lichtpuntjes. In 1937 schreef bestuurslid mevrouw A. de Boer-Honig in een verslag hoe de verzorging van de eigen kamer voor de bewoners een invulling in het dagritme betekende. Ook zorgde men nu zelf voor het ontbijt. Er waren feestelijkheden zoals de jaarlijkse viering van de geboortedag van Hendrik Sweepe Jr. Een andere traditie was een maaltijd met gestoofde aal.

Daarnaast waren er enkele malen per jaar uitstapjes met een autobus of boot. Verjaardagen en huwelijksjubilea van bewoners vormden eveneens aanleiding voor feestjes. Slecht weer hinderde de bewoners vaak om een wandelingetje naar het Koger wandelpark te maken. Ter afleiding kwamen er abonnementen op diverse kranten. In 1937 kregen alle kamers radiodistributie zodat men ongestoord naar muziek van eigen keuze kon luisteren, opnieuw een stapje naar meer privacy.

Bewoners, dienstster, de weesvader en –moeder (2e en 4 e van links) in de algemene zaal (foto: GAZ).

Bange en moeilijke tijden: de Tweede Wereldoorlog

Bestuur en bewoners van de Johanna Elisabeth Stichting volgden met angst de ontwikkelingen in Europa. Na de Duitse inval in mei 1940 werd het stichtingsgebouw als hospitaal ingericht en de plicht tot verduistering stelde de stichting voor aanzienlijke kosten voor het aan te schaffen materiaal.

Toen de levensmiddelen op de bon gingen werd de tuin weer tot moestuin ingericht. De stagnerende aanvoer van huisbrandstoffen leverde steeds grotere problemen op zodat men in 1941 een veertigtal bedkruiken aanschafte. Ondertussen werden de problemen van de voeding groter, maar diverse fabrikanten en winkeliers schonken levensmiddelen. Er kwamen nog altijd verzoeken om in de regentenkamer te mogen vergaderen, wat werd toegestaan op voorwaarde dat men zelf voor brandstof zorgde.

In 1944 diende het huis als ‘onderduikadres’ voor levensmiddelen van diverse firma’s in Koog en Zaandijk die men uit handen van de bezetter wilde houden en was het huis nachtverblijf voor onderduikers wat niet zonder risico was. Een commissie uit het verzet nam de zorg over het voedsel over. Dankzij deze inspanning slaagde men er in de hongerwinter door te komen.

De jaren van wederopbouw

Na de bevrijding kwam er weer rust, al was er veel verloop onder het personeel. Wanneer een werkende jonge vrouw in die dagen trouwde stopte ze met werken en bleef thuis. Door de aangescherpte overheidseisen moest er in het gebouw noodverlichting komen en dienden de houten noodtrappen door stalen te worden vervangen. Dat bracht hoge kosten met zich mee; daarbij stegen de loonkosten en wilde men de pensionprijs betaalbaar houden.

Toch was er ook positief nieuws: in 1951 werd het veertigjarig bestaan van de stichting feestelijk gevierd. Het volgende jaar nam Jan Muis uit Zaandijk afscheid als voorzitter van de regentencommissie. In 1953 had het huis de eer één van de toen oudste Zaankanters in huis te hebben: Johannes van Rossum. In een gesprek met dagblad De Typhoon liet de toen 96-jarige weten het goed te hebben in het huis.

De jaarlijkse uitstapjes en diverse vieringen brachten veel plezier. De tijdgeest van die jaren is goed te proeven in een op rijm gezette herinnering aan het jaarlijkse uitstapje van 1957. Te lezen is hoe het gezelschap ‘bij het lied van Zwarte Riek en Johnny Jordaan’ genoot (geliefde namen in die tijd) .

Het bestuur dacht in deze tijd zelfs aan uitbreiding van het huis. Wel begon duidelijk te worden dat de zorg voor ouderen steeds meer een zaak voor burgerlijke gemeenten ging worden.

Einde van het huis

In de jaren zestig werd duidelijk dat er een nieuw bejaardenhuis nodig was. Dat zorgde voor veel onrust onder bewoners en personeel. Ten behoeve van de bouw van een nieuwe kleuterschool werden de kinderen van de bestaande school voor een half jaar in de oude gemeentezaal ondergebracht. Hoewel het dagelijks inrichten en weer opruimen van de zaal (ten behoeve van andere activiteiten) de nodige onrust met zich mee bracht was de aanwezigheid van de kinderen een welkome afleiding voor de bewoners.

In 1962 kreeg de keuken een grondige opknapbeurt en in de badkamer kwam een douchecel. Verder kwamen er in de zitkamer en de serre nieuwe en comfortabelere stoelen; de achtertuin kreeg een duiventil met sierduiven.

De maatschappelijke ontwikkelingen gingen verder: de invoering van de vijfdaagse werkweek betekende zorgen over de personeelsbezetting in het weekend. De komst van de supermarkten was de doodsteek voor veel kleine buurtwinkels (vaak van doopsgezinde huize), die levensmiddelen aan het huis leverden. Overigens stonden die leveranties al onder druk door geruzie over kwaliteit en financiële afwikkelingen van de leveranties.

Ondertussen had burgemeester Van Zinderen-Bakker van Koog aan de Zaan een stichting in het leven geroepen om te komen tot een nieuw bejaardentehuis met 120 bedden en een wijkcentrum (het oude Parkzicht). Ook de Johanna Elisabeth Stichting was daarin vertegenwoordigd.

Hoewel voorzitter de heer Baas in 1965 verwachtte het huis nog tien jaar te kunnen openhouden werd duidelijk dat zestig jaar na de opening het einde van het huis in zicht kwam. Ofschoon er geen wezen meer waren had men nog wel oudere bewoners en diende men het testament van Sweepe te volgen en zorg te blijven leveren. Er kwam een nieuwe president regent, de heer P. Jongens, die tot het einde aanbleef.

In 1968 werden gebouw en verdere aanhorigheden getaxeerd; men kwam tot een waarde van 214.000 gulden. Er kwam nu ook een onderhandse opdracht van de nieuwe stichting voor de bouw van het nieuwe tehuis. Architect werd Jaap Schipper (bekend van de Zaanse Schans).

De firma T. Duyvis Jz. NV had interesse voor grond en pand van de Johanna Elisabeth stichting. Tijdens een informeel onderhoud tussen de voorzitter van de kerkenraad en de heer Duyvis werd voor de overname een bedrag genoemd van 225.000 gulden. Duyvis verklaarde hiermee de koop voor gesloten.

Dit gebeurde zonder instemming of voorkennis van de kerkenraad en het stichtingsbestuur zodat er feitelijk sprake was van overtreding van de volmachten.  Eind 1968 was er een vergadering van het stichtingsbestuur over deze kwestie. Er vielen harde woorden en verwijten en besloten werd om een voorstel tot verkoop voor te leggen tegen de genoemde prijs, exclusief BTW en kosten koper.

Bijkomende voorwaarde was dat de firma Duyvis als koper, het gebouw nog een jaar diende te verhuren aan de hervormde gemeente om daar tijdelijk nog een aantal mensen in te verplegen uit het hervormde weeshuis welke mensen niet in aanmerking konden komen om in het nieuwe Parkzicht onderdak te vinden i.v.m. hun slechte conditie . De ledenvergadering verklaarde zich akkoord met de verkoop en zo geschiede. Het grootste deel van de bewoners verhuisde naar het nieuwe gebouw Parkzicht, 3 bewoners gingen naar het verpleeghuis aan de Boschjesstraat. 

Bange en moeilijke tijden: de Tweede Wereldoorlog

Bestuur en bewoners van de Johanna Elisabeth Stichting volgden met angst de ontwikkelingen in Europa. Na de Duitse inval in mei 1940 werd het stichtingsgebouw als hospitaal ingericht en de plicht tot verduistering stelde de stichting voor aanzienlijke kosten voor het aan te schaffen materiaal.

Toen de levensmiddelen op de bon gingen werd de tuin weer tot moestuin ingericht. De stagnerende aanvoer van huisbrandstoffen leverde steeds grotere problemen op zodat men in 1941 een veertigtal bedkruiken aanschafte. Ondertussen werden de problemen van de voeding groter, maar diverse fabrikanten en winkeliers schonken levensmiddelen. Er kwamen nog altijd verzoeken om in de regentenkamer te mogen vergaderen, wat werd toegestaan op voorwaarde dat men zelf voor brandstof zorgde.

In 1944 diende het huis als ‘onderduikadres’ voor levensmiddelen van diverse firma’s in Koog en Zaandijk die men uit handen van de bezetter wilde houden en was het huis nachtverblijf voor onderduikers wat niet zonder risico was. Een commissie uit het verzet nam de zorg over het voedsel over. Dankzij deze inspanning slaagde men er in de hongerwinter door te komen.

De jaren van wederopbouw

Na de bevrijding kwam er weer rust, al was er veel verloop onder het personeel. Wanneer een werkende jonge vrouw in die dagen trouwde stopte ze met werken en bleef thuis. Door de aangescherpte overheidseisen moest er in het gebouw noodverlichting komen en dienden de houten noodtrappen door stalen te worden vervangen. Dat bracht hoge kosten met zich mee; daarbij stegen de loonkosten en wilde men de pensionprijs betaalbaar houden.

Toch was er ook positief nieuws: in 1951 werd het veertigjarig bestaan van de stichting feestelijk gevierd. Het volgende jaar nam Jan Muis uit Zaandijk afscheid als voorzitter van de regentencommissie. In 1953 had het huis de eer één van de toen oudste Zaankanters in huis te hebben: Johannes van Rossum. In een gesprek met dagblad De Typhoon liet de toen 96-jarige weten het goed te hebben in het huis.

De jaarlijkse uitstapjes en diverse vieringen brachten veel plezier. De tijdgeest van die jaren is goed te proeven in een op rijm gezette herinnering aan het jaarlijkse uitstapje van 1957. Te lezen is hoe het gezelschap ‘bij het lied van Zwarte Riek en Johnny Jordaan’ genoot (geliefde namen in die tijd) .

Het bestuur dacht in deze tijd zelfs aan uitbreiding van het huis. Wel begon duidelijk te worden dat de zorg voor ouderen steeds meer een zaak voor burgerlijke gemeenten ging worden.

Einde van het huis

In de jaren zestig werd duidelijk dat er een nieuw bejaardenhuis nodig was. Dat zorgde voor veel onrust onder bewoners en personeel. Ten behoeve van de bouw van een nieuwe kleuterschool werden de kinderen van de bestaande school voor een half jaar in de oude gemeentezaal ondergebracht. Hoewel het dagelijks inrichten en weer opruimen van de zaal (ten behoeve van andere activiteiten) de nodige onrust met zich mee bracht was de aanwezigheid van de kinderen een welkome afleiding voor de bewoners.

In 1962 kreeg de keuken een grondige opknapbeurt en in de badkamer kwam een douchecel. Verder kwamen er in de zitkamer en de serre nieuwe en comfortabelere stoelen; de achtertuin kreeg een duiventil met sierduiven.

De maatschappelijke ontwikkelingen gingen verder: de invoering van de vijfdaagse werkweek betekende zorgen over de personeelsbezetting in het weekend. De komst van de supermarkten was de doodsteek voor veel kleine buurtwinkels (vaak van doopsgezinde huize), die levensmiddelen aan het huis leverden. Overigens stonden die leveranties al onder druk door geruzie over kwaliteit en financiële afwikkelingen van de leveranties.

Ondertussen had burgemeester Van Zinderen-Bakker van Koog aan de Zaan een stichting in het leven geroepen om te komen tot een nieuw bejaardentehuis met 120 bedden en een wijkcentrum (het oude Parkzicht). Ook de Johanna Elisabeth Stichting was daarin vertegenwoordigd.

Hoewel voorzitter de heer Baas in 1965 verwachtte het huis nog tien jaar te kunnen openhouden werd duidelijk dat zestig jaar na de opening het einde van het huis in zicht kwam. Ofschoon er geen wezen meer waren had men nog wel oudere bewoners en diende men het testament van Sweepe te volgen en zorg te blijven leveren. Er kwam een nieuwe president regent, de heer P. Jongens, die tot het einde aanbleef.

In 1968 werden gebouw en verdere aanhorigheden getaxeerd; men kwam tot een waarde van 214.000 gulden. Er kwam nu ook een onderhandse opdracht van de nieuwe stichting voor de bouw van het nieuwe tehuis. Architect werd Jaap Schipper (bekend van de Zaanse Schans).

De firma T. Duyvis Jz. NV had interesse voor grond en pand van de Johanna Elisabeth stichting. Tijdens een informeel onderhoud tussen de voorzitter van de kerkenraad en de heer Duyvis werd voor de overname een bedrag genoemd van 225.000 gulden. Duyvis verklaarde hiermee de koop voor gesloten.

Dit gebeurde zonder instemming of voorkennis van de kerkenraad en het stichtingsbestuur zodat er feitelijk sprake was van overtreding van de volmachten.  Eind 1968 was er een vergadering van het stichtingsbestuur over deze kwestie. Er vielen harde woorden en verwijten en besloten werd om een voorstel tot verkoop voor te leggen tegen de genoemde prijs, exclusief BTW en kosten koper.

Bijkomende voorwaarde was dat de firma Duyvis als koper, het gebouw nog een jaar diende te verhuren aan de hervormde gemeente om daar tijdelijk nog een aantal mensen in te verplegen uit het hervormde weeshuis welke mensen niet in aanmerking konden komen om in het nieuwe Parkzicht onderdak te vinden i.v.m. hun slechte conditie . De ledenvergadering verklaarde zich akkoord met de verkoop en zo geschiedde. Het grootste deel van de bewoners verhuisde naar het nieuwe gebouw Parkzicht, 3 bewoners gingen naar het verpleeghuis aan de Boschjesstraat. 

Het gebouw was gekocht door de firma Duyvis met het idee om na de sluiting van het tehuis er een kantoor in te vestigen, maar dat ging uiteindelijk niet door. in 1979 werd het pand verbouwd tot HAT-eenheden waarbij het oorspronkelijke exterieur grotendeels bleef behouden.

De erfenis van de Johanna Elisabeth Stichting

Er volgde een drukke tijd met de afwikkeling van alle zaken: veel van de antieke inboedel van Sweepe verhuisde naar het gemeentecentrum (pastorie) aan de Hoogstraat, andere voorwerpen konden door de leden worden gekocht en de rest werd tijdens een rommelmarkt van de hand gedaan. Daarmee kwam een einde aan ruim zestig jaar geschiedenis.

Na de afwikkeling van alle zaken werden het stichtingskapitaal en de opbrengst van de verkoop van de roerende goederen in een nieuwe stichting ondergebracht, de Stichting Johanna Elisabeth Sweepe. Doel van de nieuwe stichting is het ondersteunen van maatschappelijke doelen op het gebied van zorg, jeugd en buurtwerk. Op die manier blijven de bedoelingen die Hendrik Sweepe had met de besteding van zijn nalatenschap op een eigentijdse manier overeind.

Research en tekst Henk de Wit, tekstbewerking George Slieker, illustraties Henk de Wit en Historische Vereniging Koog-Zaandijk