Historische Vereniging Koog-Zaandijk

Rekpepper (en…hoeipanger!)

Op zomeravonden in de jaren vijftig, begin zestig, marcheerde het Zaandijks Fanfarekorps weleens door het dorp en dan speelden ze een paar vrolijke marsen en walsen hier en daar. Het zal dan rond acht uur geweest zijn, het was nog licht – maar niet meer zo lang, want je had toen geen zomertijd. Daglicht of niet, om acht uur lagen wij al in bed, m’n broer en ik, het waren andere tijden. En als je dan de blazers en trommels van dat orkest hoorde, dan veerde je op, natuurlijk sliep je nog lang niet, en ging je voor het raam staan kijken.
Mensen kwamen uit hun huizen, televisie had nog bijna niemand. Ze zeiden dingen als “Nô, ze ziene der puur knappies oit,” of “Kaik die Wullem nou toggeres staan te bleze!” Het raam stond een stukje open, je kon het allemaal horen.
Het oude Zaanse dialect ligt mij na aan ’t hart, dat weet u misschien wel.

Bij Klaas thuis spraken ze het nog gewoon: Jonges wat zitte jullie nou hiero binne, je laike wel niet wais! Vooroit, ner boite!  Maar voor donkers tois hè!
Gezworen kameraadjes waren we, Klaas en ik. Hoewel we één keer lelijk hebben gevochten, het ging om een geschil over het toen populaire straatspelletje boompie verwisselen. In de Kastanjelaan – de naam van deze straat verraadt het al – stonden van die prille kleine kastanjes die overeind werden gehouden door palen aan weerszijden. Je moest van boompje naar boompje rennen, maar als jouw boompje al bezet was dan lag je eruit.

Klaas en ik waren zeker gelijktijdig aangekomen en dat werd een vechtpartij. Z’n moeder kwam bij mijn moeder haar beklag doen. “Kaik nou toggeres buvrouw…” en ze liet Klaas z’n linkerarm zien waar mijn tandafdrukken duidelijk te zien waren.
“Nou, kijkt u hier maar eens,” antwoordde moeder droogjes, en ja, in mijn rechterarm waren ook de sporen van Klaas z’n melktandjes duidelijk waarneembaar.
“Lilleke aap!” Arme Klaas kreeg een draai om z’n oren, werd naar huis gesleept en moest voor straf zonder eten naar bed. Andere tijden….
Een paar dagen later was alles weer vergeten en vergeven. Met de armen om elkaars schouders liepen we weer naar ’t kleuterschooltje aan de Berkenweg.

Maar toen we naar de “grote school” gingen werden we gesplitst. Hij in de ene eerste klas, ik in de andere.
Klaas z’n vader werkte in de fabriek van Pielkenrood, bai Piel, zoals dat heette, en mijn vader werkte op een kantoor. Maar denkt u dat dat kantoor, het was maar een klein kantoortje trouwens, nou zo veel beter was dan die fabriek van Piel? Ik weet het nog niet zo zeker. Bai Piel hadden ze een kantine waar weleens een feestje was….
Maar in die fabriek was het bepaald geen feest. Ik heb die pa van Klaas eens bezig gezien daar in die grote bedrijfshal. Zware platen staal moest hij optillen en in een soort wringer invoeren, waardoor dat staal dan zodanig werd gekruld dat er daarna bussen en vaten van gemaakt konden worden.

Bussen, vaten en drums, stond er op de vrachtwagens van de fabrikant. Moet je nagaan, als kleine jongens mochten wij zomaar kijken hoe het daar toeging, in die hel van lawaai en vuil. Want Klaas moest er op woensdagmiddagen heen om zijn vader een flesje koude thee te brengen; kennelijk kregen ze van de baas niks te drinken.
Ook die vrachtwagens mochten we in. Klaas kende de chauffeurs bij naam. Jansen magge we mee? Nou vooroit jonges, kom maar effe dan… Ik herinner me tochtjes naar Van Gend en Loos in Zaandam en naar de blikfabriek in Krommenie. Dat waren verre reizen voor kereltjes van zes, zeven jaar.

In zijn vrije tijd was Klaas z’n vader jeugdleider bij de voetbalclub; hij ging mee op de fiets bij uitwedstrijden en. hij speelde tuba in het Zaandijks Fanfarecorps. En in dat amateurorkest hadden ze natuurlijk ook trompetten en trombones, maar zo noemde Klaas ze niet. Hij had er een geheel eigen naam voor uitgevonden: Peppers en Rekpeppers.
Een trompet, mits behoorlijk bespeeld, maakt een soort geluid als pèè- èp, pèèèp, en dus was het een pepper. En een trombone, die klinkt ongeveer hetzelfde, ietsje lager, maar dat instrument kon je langer en korter maken, uitrekken dus, en daarom was het een rekpepper.
D’r benne wel vaif peppers en drie rekpeppers! riep Klaas opgewonden toen hij een keer bij een repetitie was geweest.

Op verscheidene plekken in dat Zaandijk van net na de oorlog stonden heimachines. Al dat zompige kale lege laagveen, wat had je eraan. Gebouwd moest er worden. Dan had je natuurlijk allereerst een heistelling nodig. Maar zo noemde Klaas die dingen niet.
Het zware blok werd door een stevig ronkende machine met een stalen kabel naar boven getrokken en dan hoorde je zoiets als hoeiiii! – en als het blok dan met een vaart naar beneden gleed en de paal raakte, dan was het PANG!
Dan kwamen we om half vier uit school en Klaas riep enthousiast: we gane kaike naar de hoeipanger! En dat deden we dan, uren lang. Het verveelde nooit.

Als ik nu weleens in het Concertgebouw zit en het Nederlands Philharmonisch speelt een grote symfonie, de Fantastique of de New World, dan kijk ik eens goed naar de achterste rijen van het orkest en ik tel.
“Kaik nou toggeres,” zeg ik dan zachtjes tegen mezelf, “vaif peppers en drie rekpeppers!”

Zaandijks Fanfarecorps, 1963. (Website ZFC) Drie rekpeppers!

U bent van harte welkom om, n.a.v. dit verhaal contact te zoeken met de auteur: ceesvoort@msn.com